Klasse

Zeesterren

22 soorten

Zeesterren (Asteroidea) zijn een groep van ongewervelde dieren die behoren tot de stekelhuidigen. Zeesterren leven op de bodems van alle oceanen; van getijdengebieden tot in de diepzee, maar uitsluitend in zout water. Ze vormen met ongeveer 1900 soorten een van de grootste groepen van stekelhuidigen.

Zeesterren hebben een stervormig lichaam met een centrale schijf en vijf of meer langwerpige lobben die armen worden genoemd. De centrale schijf omvat de maag, met de mondopening aan de onderzijde. Ingeval de soort een anus heeft, ligt deze aan de bovenzijde. Het uiterlijk loopt per soort uiteen. Zo zijn soorten bekend met enige tientallen armen en zijn er naast de vele bruin-grijze ook rode, blauwe en gele soorten. Sommige soorten hebben stekels, andere zijn glad. Aan de onderkant van de armen bevinden zich buisvoetjes met kleverige napjes. Verder herbergt elke arm delen van het maag-darmstelsel en geslachtsorganen.

Zeesterren paren niet maar laten hun geslachtscellen vrij in het zeewater. Sommige soorten kennen een vorm van broedzorg. De larven van de meeste zeesterren zijn vrijzwemmend en zien eruit als doorzichtige, garnaalachtige diertjes. Er zijn ook zeesterren waarbij de larven zich in een broedbuidel ontwikkelen, en geen vrijzwemmend stadium kennen. De larven doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia voordat ze veranderen in een kleine zeester. Bij zeesterren kunnen verloren of beschadigde delen van het lichaam regenereren. De meeste soorten zijn roofdieren; sommige soorten kunnen in korte tijd veel tweekleppigen verorberen.

De algemeenste soort langs de Belgische en Nederlandse kust is de gewone zeester (Asterias rubens), die een doorsnede tot 50 centimeter kan bereiken. Zeesterren worden vaak levend aangetroffen op het strand en in getijdenpoeltjes.

Zeesterren komen wereldwijd voor, van de tropen tot in poolgebieden, in de oceanen en binnenzeeën.

De meeste soorten komen voor in delen van de Grote Oceaan, vooral rond de kust van Alaska. Ook rond de Noordpool en in de Caraïben zijn veel soorten te vinden. Langs de westkust van Afrika worden zeesterren vertegenwoordigd door slechts enkele soorten. In Azië zijn deze stekelhuidigen vooral tussen Indonesië en Australië te vinden. Veel soorten die langs de kust van Australië leven, zijn endemisch en komen nergens anders voor.

Zeesterren komen alleen voor in zout (zee)water, maar sommige soorten kunnen zich ook handhaven in brak water, zoals in kustgebieden bij riviermondingen. Een voorbeeld hiervan is de gewone zeester, die kan leven bij een zoutgehalte van acht promille, oftewel ongeveer de helft zoeter dan zeewater. Er zijn geen soorten bekend die op het land of in het zoete water leven.

Zeesterren leven op de bodem van de zee, van de getijdenzone tot in de diepzee. Zeesterren kunnen niet zwemmen en zijn, eenmaal volwassen, uitgesproken bodembewoners (benthos). Van andere stekelhuidigen zoals sommige zeekomkommers is wel zwemgedrag bekend. Zeesterren leven meestal op zandbodems, rotsen, koralen of andere harde substraten. Sommige zeesterren kunnen zichzelf letterlijk begraven, maar ze kunnen niet graven zoals van de verwante zeekomkommers bekend is. Gravende zeesterren laten zich enkele millimeters onder de zandbodem zakken door met de buisvoetjes de zandkorrels aan de randen van het lichaam te verplaatsen. Het lichaam komt hierdoor steeds dieper te liggen, totdat het volledig met zand is bedekt. De openingen tussen de stekels op het lichaam worden gebruikt als waterbuffer, zodat de ingegraven zeester kan blijven ademhalen.

De meeste zeestersoorten leven in kustwateren. De biotoop van veel soorten wordt niet zozeer bepaald door het abiotisch milieu, als wel door het aanbod van prooidieren. Als er veel prooien zijn, kunnen zeesterren in grote aantallen voorkomen, maar zodra de voedselbron is uitgeput gaan de dieren op zoek naar ander voedsel, en verlaten het gebied. Aan de Europese kusten zijn zeesterren meestal op harde bodems te vinden: rotskusten, dijken, havenmuren, et cetera. Andere zeesterren geven de voorkeur aan zandgronden, waarin ze zich kunnen ingraven. Ook zeegrasvelden en koraalriffen bieden leefmogelijkheden. De meeste zeesterren mijden direct zonlicht en blijven overdag in rotsspleten en holen of tussen de wieren. De gewone zeester komt zowel voor op rots- slik- als zandgronden. Deze zeester leeft van tweekleppigen en is overal te vinden waar deze prooidieren voorkomen.

Sommige soorten leven alleen in ondiepe wateren en andere alleen in de diepzee. Een aantal soorten komt voor over een grote diepte-range. Hymenaster pellucidus leeft op dieptes die uiteenlopen van 15 tot 2800 meter onder zeeniveau, en de gestekelde zonnester komt voor vanaf de getijdenzone tot op 1200 meter diepte. Grotere soorten moeten permanent onder water blijven omdat het waterige lichaam gevoelig is voor uitdroging. De habitat van dergelijke soorten ligt onder de getijdenzone. Zeesterren uit de familie Porcellanasteridae zijn typische diepzeebewoners die in de abyssale zone leven, beneden 4000 meter onder zeeniveau. Porcellanaster ceruleus komt voor op dieptes van 1158 tot 6035 meter onder de zeespiegel. Eremicaster pacificus kan tot 7600 meter onder zeeniveau worden aangetroffen. De orde Brisingida telt uitsluitend diepzeebewoners.

laat minder zien

Zeesterren (Asteroidea) zijn een groep van ongewervelde dieren die behoren tot de stekelhuidigen. Zeesterren leven op de bodems van alle oceanen; van getijdengebieden tot in de diepzee, maar uitsluitend in zout water. Ze vormen met ongeveer 1900 soorten een van de grootste groepen van stekelhuidigen.

Zeesterren hebben een stervormig lichaam met een centrale schijf en vijf of meer langwerpige lobben die armen worden genoemd. De centrale schijf omvat de maag, met de mondopening aan de onderzijde. Ingeval de soort een anus heeft, ligt deze aan de bovenzijde. Het uiterlijk loopt per soort uiteen. Zo zijn soorten bekend met enige tientallen armen en zijn er naast de vele bruin-grijze ook rode, blauwe en gele soorten. Sommige soorten hebben stekels, andere zijn glad. Aan de onderkant van de armen bevinden zich buisvoetjes met kleverige napjes. Verder herbergt elke arm delen van het maag-darmstelsel en geslachtsorganen.

Zeesterren paren niet maar laten hun geslachtscellen vrij in het zeewater. Sommige soorten kennen een vorm van broedzorg. De larven van de meeste zeesterren zijn vrijzwemmend en zien eruit als doorzichtige, garnaalachtige diertjes. Er zijn ook zeesterren waarbij de larven zich in een broedbuidel ontwikkelen, en geen vrijzwemmend stadium kennen. De larven doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia voordat ze veranderen in een kleine zeester. Bij zeesterren kunnen verloren of beschadigde delen van het lichaam regenereren. De meeste soorten zijn roofdieren; sommige soorten kunnen in korte tijd veel tweekleppigen verorberen.

De algemeenste soort langs de Belgische en Nederlandse kust is de gewone zeester (Asterias rubens), die een doorsnede tot 50 centimeter kan bereiken. Zeesterren worden vaak levend aangetroffen op het strand en in getijdenpoeltjes.

Zeesterren komen wereldwijd voor, van de tropen tot in poolgebieden, in de oceanen en binnenzeeën.

De meeste soorten komen voor in delen van de Grote Oceaan, vooral rond de kust van Alaska. Ook rond de Noordpool en in de Caraïben zijn veel soorten te vinden. Langs de westkust van Afrika worden zeesterren vertegenwoordigd door slechts enkele soorten. In Azië zijn deze stekelhuidigen vooral tussen Indonesië en Australië te vinden. Veel soorten die langs de kust van Australië leven, zijn endemisch en komen nergens anders voor.

Zeesterren komen alleen voor in zout (zee)water, maar sommige soorten kunnen zich ook handhaven in brak water, zoals in kustgebieden bij riviermondingen. Een voorbeeld hiervan is de gewone zeester, die kan leven bij een zoutgehalte van acht promille, oftewel ongeveer de helft zoeter dan zeewater. Er zijn geen soorten bekend die op het land of in het zoete water leven.

Zeesterren leven op de bodem van de zee, van de getijdenzone tot in de diepzee. Zeesterren kunnen niet zwemmen en zijn, eenmaal volwassen, uitgesproken bodembewoners (benthos). Van andere stekelhuidigen zoals sommige zeekomkommers is wel zwemgedrag bekend. Zeesterren leven meestal op zandbodems, rotsen, koralen of andere harde substraten. Sommige zeesterren kunnen zichzelf letterlijk begraven, maar ze kunnen niet graven zoals van de verwante zeekomkommers bekend is. Gravende zeesterren laten zich enkele millimeters onder de zandbodem zakken door met de buisvoetjes de zandkorrels aan de randen van het lichaam te verplaatsen. Het lichaam komt hierdoor steeds dieper te liggen, totdat het volledig met zand is bedekt. De openingen tussen de stekels op het lichaam worden gebruikt als waterbuffer, zodat de ingegraven zeester kan blijven ademhalen.

De meeste zeestersoorten leven in kustwateren. De biotoop van veel soorten wordt niet zozeer bepaald door het abiotisch milieu, als wel door het aanbod van prooidieren. Als er veel prooien zijn, kunnen zeesterren in grote aantallen voorkomen, maar zodra de voedselbron is uitgeput gaan de dieren op zoek naar ander voedsel, en verlaten het gebied. Aan de Europese kusten zijn zeesterren meestal op harde bodems te vinden: rotskusten, dijken, havenmuren, et cetera. Andere zeesterren geven de voorkeur aan zandgronden, waarin ze zich kunnen ingraven. Ook zeegrasvelden en koraalriffen bieden leefmogelijkheden. De meeste zeesterren mijden direct zonlicht en blijven overdag in rotsspleten en holen of tussen de wieren. De gewone zeester komt zowel voor op rots- slik- als zandgronden. Deze zeester leeft van tweekleppigen en is overal te vinden waar deze prooidieren voorkomen.

Sommige soorten leven alleen in ondiepe wateren en andere alleen in de diepzee. Een aantal soorten komt voor over een grote diepte-range. Hymenaster pellucidus leeft op dieptes die uiteenlopen van 15 tot 2800 meter onder zeeniveau, en de gestekelde zonnester komt voor vanaf de getijdenzone tot op 1200 meter diepte. Grotere soorten moeten permanent onder water blijven omdat het waterige lichaam gevoelig is voor uitdroging. De habitat van dergelijke soorten ligt onder de getijdenzone. Zeesterren uit de familie Porcellanasteridae zijn typische diepzeebewoners die in de abyssale zone leven, beneden 4000 meter onder zeeniveau. Porcellanaster ceruleus komt voor op dieptes van 1158 tot 6035 meter onder de zeespiegel. Eremicaster pacificus kan tot 7600 meter onder zeeniveau worden aangetroffen. De orde Brisingida telt uitsluitend diepzeebewoners.

laat minder zien