De nachtegaal (in dichterlijke taal ook filomeel; Luscinia megarhynchos) is een zangvogel uit de onderfamilie Saxicolinae, vroeger ingedeeld bij de familie Turdidae (lijsters) maar nu onderdeel van de familie vliegenvangers. De naam is afgeleid van het Germaanse "galan": (galmend) zingen.
De bovenzijde is egaal bruin van kleur, terwijl de stuit en de bovenzijde van de staart roodbruin zijn. De onderzijde is lichtgrijs. Het oog is opvallend groot en zwart en de poten zijn licht van kleur. Zijn zang is verklinkend, veelzijdig, erg karakteristiek en vaak 's nachts hoorbaar. De lichaamslengte bedraagt 16,5 cm.
De nachtegaal is een trekvogel die alleen van april tot oktober in West-, Zuid- en Midden-Europa en tot in Midden-Azië onder de 50ste breedtegraad voorkomt om te broeden. Hij overwintert in Zuidelijk Afrika.
De soort telt drie ondersoorten:
Nachtegalen zijn nog steeds vrij talrijke broedvogels in Nederland. Vooral in de duinstreek en op de Waddeneilanden zijn er nachtegalen. Ook Flevoland werd vlot gekoloniseerd. In Oost- en Zuid-Nederland ging het echter minder goed met de nachtegaal. Sinds de jaren 1970 is sprake van een sterke achteruitgang. Dit is de reden dat de nachtegaal in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst is gezet. Volgens SOVON zijn er in de periode 2018-2020 ongeveer 5800-7300 broedparen in Nederland en is de trend (landelijk gezien) sinds 2000 redelijk stabiel. De soort staat ook als kwetsbaar op de Vlaamse rode lijst.
Verder is het een vogel die zich onopvallend ophoudt in dicht struikgewas, vaak met brandnetels, van waaruit hij ook zingt. Het voedsel bestaat uit wormen, insecten, larven, poppen en eieren.
Het legsel bestaat uit 4 tot 5 olijfbruine eieren in een nest, dicht bij de grond, in de dichte ondergroei.