De roodborstkardinaal (Pheucticus ludovicianus) een grote zangvogel uit de familie van de kardinaalachtigen (Cardinalidae).
De soort komt voor in Noord-Amerika en Mexico. Het is een trekvogel.
Da
DagdierenNa
NachtelijkAl
Allesetende dierenEen omnivoor of alleseter is een dier dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel kan eten om te overleven.Een overwegend carnivoor dier dat ten min...
Bo
BoombewonendeAl
Altrische dierenTe
TerrestrischeEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Te
TerritoriaalEen territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Se
Seriële monogamieSo
Sociale dierenSa
SamenscholendeMi
MigrerendR
begint metVolwassen roodborstkardinalen worden 18 tot 19 centimeter lang, en wegen ongeveer 45 – 47 gram. Bij beide geslachten heeft de snavel een doffe hoornachtige kleur en zijn de poten en ogen donker.
Volwassen mannetjes hebben tijdens het broedseizoen zwarte kopveren, vleugels en staart, een witte borst met daarop een rode vlek. Buiten het broedseizoen om is de rode vlek afwezig. Het vrouwtje daarentegen heeft donkergrijze tot bruine veren.
De roodborstkardinaal komt tijdens het broedseizoen voornamelijk voor in bladverliezend bos in het noorden van de Verenigde Staten en Canada. Tijdens de winter migreren ze naar het zuiden van de Verenigde Staten of Centraal-Amerika en de Caraïben. Er zijn tijdens de winter zelfs exemplaren waargenomen in de Serranía de las Quinchas (Colombia). In de wintermaanden geeft de soort de voorkeur aan meer open gebieden met weinig bomen, zoals parken, tuinen en plantages. De wintermigratie begint vaak rond september of oktober. De zomermigratie is in april en mei.
De roodborstkardinaal bouwt zijn nest in een boom of grote struik. De soort voedt zich met insecten, zaden en bessen, en af en toe nectar. De soort verblijft doorgaans in boomtoppen en vertoond zich maar zelden op de grond. Tijdens het broedseizoen zijn ze erg territoriaal. In de winter kan men ze zien in groepen van een dozijn of meer.