Dagpauwoog
Koninkrijk
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Aglais io

De dagpauwoog (Aglais io) is een middelgrote vlinder uit de onderfamilie Nymphalinae van de familie Nymphalidae.

De dagpauwoog is een van de bontst gekleurde vlinders in Europa. De soort komt binnen Europa algemeen voor in de gematigde zones en ontbreekt in het uiterste noorden en zuiden. Ook in de gematigde gebieden van Azië komt de soort voor tot in Japan. Het grote verspreidingsgebied is onder meer te verklaren doordat de belangrijkste waardplant, de brandnetel, zoveel voorkomt. In België en Nederland is de dagpauwoog een algemene soort en is een van de bekendste dagvlinders.

Laat meer zien

De dagpauwoog is hier niet te verwarren met andere vlinders vanwege de grootte, de oranjerode vleugels en de karakteristieke oogvlek op de bovenzijde van iedere vleugel. De onderzijde is juist goed gecamoufleerd door donkerbruine kleuren en donkere strepen. Ook de rupsen zijn duidelijk te herkennen aan hun gitzwarte lichaam met lange, brede stekels. Zij zijn soms massaal te vinden op brandnetels, die geheel kaalgevreten kunnen worden.

De dagpauwoog is voornamelijk te zien in de zomer, het is een van de soorten die als volwassen vlinder overwintert en 's winters kan worden aangetroffen in huizen. In de lente ontwaken de dieren weer om te paren en de eieren af te zetten.

Laat minder zien

Uiterlijk

De dagpauwoog is een vrij grote vlinder die een vleugelspanwijdte of vlucht van ongeveer 50 tot 60 millimeter bereikt. Net als bij andere vlinders bestaat het lichaam uit drie delen en beschikt het dier over twee paar vleugels en drie paar poten. De soort is gemakkelijk te herkennen aan een combinatie van bepaalde lichaamskenmerken zoals de aanhangsels van de kop, de kleur van de vleugels en de vorm van de poten.

Laat meer zien

De kop is relatief klein maar is duidelijk te onderscheiden van de achterzijde door de verschillende aanhangsels. De meest geprononceerde uitsteeksels zijn de antennes, die relatief lang en zwart van kleur zijn. De antennes zijn dun en sprieterig en hebben een opvallend, tonvormig uiteinde dat aan de bovenzijde wit van kleur is. De antennes zijn belangrijke zintuigen en bevatten chemoreceptoren om voedsel en een partner op te sporen.

De voorzijde van de kop bevat verschillende gepaarde organen, waarvan de zogenaamde labiale palpen vaak duidelijk te zien zijn als behaarde uitsteekseltjes aan de voorzijde. In het midden van de labiale palpen is de proboscis of roltong gelegen. Deze oprolbare tong is in rust niet te zien maar kan bij het opnemen van voedsel enkele millimeters worden uitgestoken. De tong bestaat uit twee duidelijk verlengde kopdelen, de zogenaamde galea. Bij andere insecten zijn dit twee kleine lobjes aan de kop maar bij veel vlinders zijn de galea uitgegroeid tot een samengestelde buis.

De poten van de vlinder zijn relatief lang en zwart van kleur. Het uiteinde van de poot, ook wel tars of voet, heeft bij een vrouwtje vijf geledingen. Mannetjes hebben een enkel lid dat sterk verlengd is. Net als bij veel andere vlinders bevatten de poten ook chemosensorische zintuigcellen. Hierdoor 'proeft' de vlinder de ondergrond zodra hij hierop landt. Vooral de vrouwtjes kunnen zo goed waarnemen op welke plant de vlinder zich bevindt, wat belangrijk is bij het afzetten van de eitjes.Het voorste potenpaar is bij de soorten uit de familie Nymphalidae, waartoe de dagpauwoog behoort, duidelijk gespecialiseerd. Dit potenpaar is omgebouwd tot poetsorganen en wordt gebruikt om de antennes schoon te houden. Het voorste potenpaar is aanzienlijk kleiner en is in rust niet te zien, waardoor het lijkt alsof de vlinder slechts twee paar poten heeft.

Laat minder zien

Verdeling

Geografie

Continenten
Landen
Biogeografische gebieden

De dagpauwoog is een palearctische soort die voorkomt in grote delen van Europa en oostwaarts in Azië voorkomt tot in Japan. In zuidelijk en zuidoostelijk Azië ontbreekt de soort.

Laat meer zien

Binnen Europa heeft de soort zijn noordgrens in het zuiden van Scandinavië omdat het ten noorden hiervan te koud is. In het zuiden van Europa ontbreekt de soort rond het Middellandse Zeegebied. In Groot-Brittannië is de dagpauwoog met name in het zuidelijke deel te vinden en wordt deze naarmate men noordelijker komt, zeldzamer. In Ierland komt de soort wel algemeen voor.

De vlinder heeft geen echte voorkeur voor een bepaald leefgebied, als het maar zonnig is en er bloemen zijn om nectar uit te zuigen. Daarom is de soort vooral te vinden in bloemrijke graslanden, maar ook tuinen worden veel bezocht en vooral als er planten als de vlinderstruik in staan. Veel vlinders worden in hun verspreiding in sterke mate beperkt door de verspreiding van de waardplanten waarop de rupsen leven. De larven van de dagpauwoog beschikken echter over een ruim aanbod aan voedsel omdat de brandnetels waarop ze leven zeer algemeen voorkomen. De vlinder kan zich hierdoor ontwikkelen in slecht onderhouden tuinen, slootkanten, industrieterreinen, braakliggende stukken grond, bosranden, vuilstortplaatsen, parken, wegbermen, spoordijken en vele andere door de mens geschapen biotopen.

Laat minder zien

Gewoonten en leefwijze

Dieet en voeding

De rupsen van de dagpauwoog zijn gespecialiseerd in het eten van grote brandnetel (Urtica dioica). Ook de planten hop (Humulus lupulus) en kleine brandnetel (Urtica urens) kunnen dienen als voedsel. Brandnetels worden door andere dieren juist vermeden door hoge concentraties brandharen. De rupsen kunnen zo massaal voorkomen dat ze grote groepen brandnetels helemaal kaalvreten. Ze eten zowel overdag als 's nachts en zijn ware eetmachines.

Paringsgewoonten

De volwassen vlinders komen in de lente na de eerste warme dagen uit hun winterkwartier en zoeken elkaar op voor de paring. De dagpauwoog is net als de verwante kleine vos een van de vroegst geziene soorten doordat de volwassen dieren overwinteren. Ze komen soms tevoorschijn bij de eerste zonnestralen als de sneeuw nog niet is weggesmolten. Mannetjes verdedigen een territorium op een zonbeschenen plaats. Wanneer zich een vrouwtje aandient wordt dit achtervolgd, waarna de paring kan plaatsvinden.

Laat meer zien

In tegenstelling tot veel andere vlindersoorten, verschillen mannetjes en vrouwtjes bij de dagpauwoog niet van uiterlijk, de vrouwtjes zijn gemiddeld wel iets groter. Omdat er echter een sterke individuele variatie in grootte is, kan het geslacht niet op basis van de grootte worden bepaald. Na de paring zet het vrouwtje eitjes af op de brandnetel en zijn er de rupsen van mei tot juni. In warme jaren ontwikkelt zich een tweede generatie waarvan de rupsen te zien zijn van juli tot september. Soms komt zelfs een derde generatie voor.

De vlinder zet in totaal ongeveer 800 tot 1000 eitjes af in groepjes van 50 tot enkele honderden exemplaren, vrijwel uitsluitend op de brandnetel. De eitjes worden in onsamenhangende groepjes afgezet aan de onderzijde van het blad en niet in regelmatige rijen zoals bij andere insecten het geval is. Hierdoor is bij een aanval van een eieretend roofinsect de kans groter dat er een aantal eitjes overblijft. De eitjes van de dagpauwoog worden in vergelijking met die van de kleine vos (Aglais urticae) op meer beschaduwde plaatsen afgezet.

Het ei is enkele millimeters lang, heeft een groene kleur en is ovaal van vorm. Aan de onderzijde van het ei begint een patroon van lichtgekleurde, opstaande randen, die naar de bovenzijde toenemen in hoogte en doorlopen tot iets boven de bovenzijde van het ei. De eitjes van de dagpauwoog hebben meestal zeven of soms acht van dergelijke opstaande randen, de eitjes van de kleine vos hebben er meestal acht of soms negen. De eitjes hebben een incubatietijd van enkele weken, afhankelijk van de omgevingsomstandigheden zoals de temperatuur.

Laat minder zien

Populatie

Referenties

1. Dagpauwoog artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Dagpauwoog

Meer fascinerende dieren om over te leren