Soort

Glassnijder

1 soorten

De glassnijder (Brachytron pratense) is een echte libel (Anisoptera) uit de familie van de glazenmakers (Aeshnidae). Het is een kleine, vroeg vliegende glazenmaker die vrij algemeen voorkomt. De hoge dichtheden in de Nederlandse laagveengebieden zijn in internationaal opzicht waardevol. In België is de soort zeer zeldzaam.

De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1764 als Libellula pratensis gepubliceerd door Otto Friedrich Müller.

De glassnijder komt in de grootste dichtheden voor in laagveenmoerassen. Andere geschikte habitats zijn vegetatierijke plassen, poelen, vennen, sloten en kanalen. De glassnijder vliegt bij helder, matig voedselarm tot voedselrijk water met een goed ontwikkelde, vaak hoge en gevarieerde oever- en watervegetatie. De meeste vindplaatsen hebben bos in de directe nabijheid. De hoogste aantallen zijn te zien in laagveenmoerassen (bijvoorbeeld bij verlandende petgaten, poelen in trilveen, kwelsloten) met een hoge en structuurrijke oever- en watervegetatie. De verspreidingsgegevens sinds eind 20e eeuw laten zien dat de glassnijder minder kritisch is dan eerder werd aangenomen.

Het verspreidingsgebied van de glassnijder loopt oostelijk tot aan de Oeral, maar de soort komt niet voor in Afrika. In Europa komt de soort vooral voor in West-, Midden-, en Oost-Europa. Hij komt beperkt voor in Scandinavië (alleen in het zuiden) en op het Iberisch Schiereiland (slechts enkele locaties). In Zuidoost-Europa is het verspreidingsgebied verbrokkeld. In Nederland kan de glassnijder overal worden aangetroffen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de grote laagveengebieden en in delen van het rivierengebied.

laat minder zien

De glassnijder (Brachytron pratense) is een echte libel (Anisoptera) uit de familie van de glazenmakers (Aeshnidae). Het is een kleine, vroeg vliegende glazenmaker die vrij algemeen voorkomt. De hoge dichtheden in de Nederlandse laagveengebieden zijn in internationaal opzicht waardevol. In België is de soort zeer zeldzaam.

De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1764 als Libellula pratensis gepubliceerd door Otto Friedrich Müller.

De glassnijder komt in de grootste dichtheden voor in laagveenmoerassen. Andere geschikte habitats zijn vegetatierijke plassen, poelen, vennen, sloten en kanalen. De glassnijder vliegt bij helder, matig voedselarm tot voedselrijk water met een goed ontwikkelde, vaak hoge en gevarieerde oever- en watervegetatie. De meeste vindplaatsen hebben bos in de directe nabijheid. De hoogste aantallen zijn te zien in laagveenmoerassen (bijvoorbeeld bij verlandende petgaten, poelen in trilveen, kwelsloten) met een hoge en structuurrijke oever- en watervegetatie. De verspreidingsgegevens sinds eind 20e eeuw laten zien dat de glassnijder minder kritisch is dan eerder werd aangenomen.

Het verspreidingsgebied van de glassnijder loopt oostelijk tot aan de Oeral, maar de soort komt niet voor in Afrika. In Europa komt de soort vooral voor in West-, Midden-, en Oost-Europa. Hij komt beperkt voor in Scandinavië (alleen in het zuiden) en op het Iberisch Schiereiland (slechts enkele locaties). In Zuidoost-Europa is het verspreidingsgebied verbrokkeld. In Nederland kan de glassnijder overal worden aangetroffen. Het zwaartepunt van de verspreiding ligt in de grote laagveengebieden en in delen van het rivierengebied.

laat minder zien