De grote beo is een plomp uitziende vogel met een glanzend zwart verenkleed en een lengte van 27 tot 31 cm. Hij is groter dan de treurmaina. Kenmerkend zijn de helder oranje of geel gekleurde stukjes naakte huid en lellen aan de kop. Ook de snavel is geel of oranje. Verschillende (onder)soorten onderscheiden zich van elkaar door het patroon en de kleur van deze stukjes naakte huid en lellen, en de kleur van de snavel. Een opvallend kenmerk zijn de grote witte vlekken op de handpennen van de vleugels, die vooral goed zichtbaar worden als de vogel vliegt.
Van de grote beo worden zeven ondersoorten onderscheiden:
Naast ondersoorten zijn er verwilderde populaties van ontsnapte kooivogels ontstaan op Puerto Rico en andere landen met een (sub)tropisch klimaat.
De grote beo is een typische bosvogel die in groepjes van rond de zes individuen rondtrekt in de boomkronen van het regenwoud of aan de randen daarvan. Het zijn alleseters die foerageren op nectar, vruchten, bessen en insecten. Het is in geschikt biotoop een algemeen voorkomende vogel.
De grote beo heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven gering. De grootte van de wereldpopulatie is niet gekwantificeerd. Door ontbossingen neemt het aantal af. Het tempo van afname ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de grote beo als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.