Fret
De fret (Mustela putorius furo) is de gedomesticeerde vorm van de bunzing en behoort tot de marterachtigen. De wetenschappelijke naam werd, als Mustela furo, in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. Zoals alle marterachtigen zijn fretten roofdieren. Over het algemeen wordt de fret gehouden als gezelschapsdier, maar er zijn ook fretten die worden gebruikt voor de jacht. Deze vorm van jagen wordt fretteren genoemd. De fret wordt gemiddeld 5 tot 7 jaar oud en is (inclusief de staart) 35-50 cm lang.
Van de vacht van de fret bestaan drie hoofdkleuren, en deze komen voor in verschillende schakeringen:
Daarnaast bestaan er verschillende tekeningen: witte voetjes, een witte bles, een volledig wit hoofd zonder masker, witte vlekken elders op het lichaam, enzovoort. Sommige van deze tekeningen hebben een speciale naam gekregen zoals witvoet/mitt, blaze, panda of polka dot. Deze witte tekening is het gevolg van een mutatie in de cellen van de neurale kammen die, behalve voor de pigmentatie, ook andere functies heeft. Vaak krijgen witte dieren gezondheidsproblemen, zoals doofheid, hartproblemen, maag-darmproblemen en misvormingen van de schedel en onderkaak. Bovendien zijn deze dieren gevoeliger voor tumoren. Aanvankelijk werd gedacht dat het hierbij om het syndroom van Waardenburg ging, tegenwoordig is men er nagenoeg zeker van dat het om een mutatie in het c-kit-gen gaat. Zowel dieren zonder opvallende tekeningen, als dieren mét deze tekeningen onder hun voorouders, dragen deze mutatie met zich mee en kunnen de bijhorende gezondheidsproblemen vertonen.
Omdat fretten volledig gedomesticeerde dieren zijn en niet in het wild kunnen overleven, hebben ze geen habitat en vallen ze niet onder de werkingssfeer van artikel 3 van het Nederlandse "Besluit aanwijzing beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet". In het wild waargenomen fretten zijn waarschijnlijk bunzingen.
Fretten zijn carnivoren. Dat houdt in dat het strikt vleeseters zijn. Het spijsverteringsstelsel van een fret is niet in staat om plantaardig materiaal juist te verteren, wanneer ze te grote stukken inslikken kan zelfs een darmobstructie ontstaan, met alle gevolgen van dien.
De Atheense blijspeldichter Aristophanes (445-388v.C.) spreekt over fretachtigen. Het is alleen niet duidelijk of het over fretten gaat of andere marterachtigen. Wat wel duidelijk is, is dat de oude Grieken fretten wel kenden, maar ze zelf niet hielden. Ze beschreven hem als een Noord-Afrikaans tam huisdier.