Kettingslang
De gewone koningsslang of kettingslang (Lampropeltis getula) is een slang uit de familie toornslangachtigen en de onderfamilie Colubrinae.
De kleur is vanwege het grote verspreidingsgebied zo variabel dat deze niet eenvoudig beschreven kan worden; er zijn drie ondersoorten die ieder de kleuren van een andere slang imiteren, waaronder de koraalslangen (Micrurus). Zowel gevlekte exemplaren als exemplaren met lengtestrepen in plaats van banden komen voor, en kleuren variëren van wit tot zwart, rood, geel; de determinatie van deze soort is moeilijk. Afhankelijk van de streek waarin de slang leeft kan het dier een lichaamslengte van ongeveer twee meter bereiken.
De gewone koningsslang komt voor in de Verenigde Staten en is aangetroffen in de staten New Jersey, Delaware, Maryland, Virginia, North Carolina, South Carolina, Georgia, Louisiana, Florida, Alabama, Arizona en Oklahoma. De voormalige ondersoort Lampropeltis californiae komt ook voor in delen van Mexico, waardoor dit land wel als onderdeel van het verspreidingsgebied wordt vermeld.
De habitat bestaat uit gematigde en tropische tot subtropische vochtige bossen, savannen, scrubland, graslanden en moerassen. Ook in door de mens aangepaste streken zoals landelijke tuinen kan de slang worden aangetroffen. De soort is aangetroffen van zeeniveau tot op een hoogte van ongeveer 700 meter boven zeeniveau.
Deze soort is de bekendste van de koningsslangen en heeft voor een belangrijk deel andere slangen op het menu staan. De soort eet ook giftige soorten zoals ratelslangen. Ook eigen soortgenoten worden gegeten. De koningsslang is immuun voor slangengif, terwijl de slang zelf niet giftig is, want het is een wurgende slang. Ook knaagdieren, kikkers, vissen en hagedissen worden gegeten. Grotere of tegenstribbelende prooien worden eerst gewurgd. De gewone koningsslang eet ook weleens de eieren van vogels. De slang weet daarbij dankzij het uitstekende reukvermogen feilloos de rotte en onbevruchte exemplaren te mijden.
Deze soort is overdag actief, meestal alleen 's ochtends en in de namiddag. Tijdens hete zomers echter wordt 's nachts gejaagd en overdag geschuild. Het is voornamelijk een bodemdier dat over de grond kruipt of in een hinderlaag ligt te wachten; slechts af en toe klimt deze slang in een struik. Tevens is het ook een goede zwemmer. De gewone koningsslang kan in gevangenschap een leeftijd tot wel 24 jaar bereiken.
Bij de paring kruipt het mannetje op de rug van zijn partner en bijt zich in haar nek vast. Het legsel bestaat uit drie tot 24 eieren. Deze worden afgezet in de broeiwarmte van composterend plantenmateriaal of in een ondergronds hol. De pas uitgekomen jongen hebben een lichaamslengte van 30 tot 35 centimeter.