Egel
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Erinaceus europaeus
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
6-10 years
Top snelheid
19
12
km/hmph
km/h mph 
Gewicht
0.9-1
2-2.2
kglbs
kg lbs 
Lengte
22-27
8.7-10.6
cminch
cm inch 

De egel (Erinaceus europaeus) is een zoogdier uit de familie der egels (Erinaceidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De egel is vooral bekend om zijn stekelvacht en de gewoonte om zich bij gevaar op te rollen.

Uiterlijk

De egel is een van de grotere insecteneters. Hij heeft een gedrongen lichaam, een spitse kop en een kleine staart, die hij verborgen houdt tussen de stekels. De kop begint breed, maar loopt spits toe naar de donkere snuit. Aan het uiteinde van de snuit bevinden zich tien paar neusharen. De oren zijn klein en nauwelijks zichtbaar. De ogen zijn klein en zwart en staan zijwaarts in het gezicht. De schedel is verlengd. De 36 tanden zijn primitief en weinig gespecialiseerd. De twee snijtanden in de onderkaak zijn groot, vrijwel plat en wijzen naar voren. Zij staan dicht bij elkaar. De tanden in de bovenkaak zijn juist puntig en staan ver uiteen. De tanden slijten snel door zand, steen en aarde die de dieren meekrijgen met het voedsel. Hierdoor zijn de tanden bij oudere dieren vaak afgebroken of zelfs verdwenen.

Laat meer zien

Alhoewel bij het lopen de buik zich dicht bij de grond bevindt, zijn de poten vrij lang, ongeveer tien centimeter van de heup naar de tenen. Tijdens het lopen houdt het dier ze zeer gebogen. Aan iedere poot bevinden zich vijf tenen, die alle voorzien zijn van een klauw.

De vachtkleur varieert van geel- en grijsbruin tot donkerbruin. Een donker V-vormig masker loopt over de snuit. De buik is grijs- tot donkerbruin, met een bruine vlek op de borst die qua grootte varieert. Hiermee is de soort te onderscheiden van de nauw verwante Oost-Europese egel (Erinaceus roumanicus), die een witte borstvlek heeft.

De kop, buik, poten, borst en keel zijn begroeid met een dunne vacht van lang, stug haar. De rug en flanken van de egel zijn bedekt met stekels, ook wel pennen genoemd. Meestal vindt men gemiddeld tussen de 5000 en 8000 stekels naargelang de bron. Deze bruingrijze stekels zijn 15 tot 25 mm lang en 1 tot 2 mm breed. Een pen is hol en bestaat uit verscheidene lagen keratine. Met een stekelkop zit de pen in de rughuid verankerd.

Hij wisselt zijn stekels zelden en onregelmatig; gemiddeld gaan stekels zo'n 18 maanden mee, drie keer zo lang als een gemiddelde haar. In de stekelvacht heeft de egel een kenmerkend patroon. Om zich te kunnen oprollen, heeft een egel een aangepast spierenstelsel. Over vrijwel zijn hele lichaam loopt een koepvormige staart-rugspier, die wordt samengetrokken als de kleine huidspieren zich aanspannen. De stekelige rughuid schuift vervolgens door het samentrekken van de dikke kringspier om het dier heen.

Een egelvrouwtje heeft vijf paar tepels.

De egel heeft een kop-romplengte van 20 tot 30 cm, een staartlengte van 18–44 mm en een lichaamshoogte van 12 tot 20 cm.

Het gewicht bij geboorte bedraagt 8-25 gram; op het moment dat ze geen moedermelk meer krijgen ligt het in de orde van 120 gram. In de zomer wegen volwassen egels tussen de 500 en 800 gram, maar in de periode vlak voor de winterslaap kan het lichaamsgewicht fors oplopen tot wel 1600, en in een extreem geval zelfs 2000 gram. Mannetjes zijn meestal iets zwaarder dan vrouwtjes, maar de geslachtsverschillen vallen in het niet vergeleken bij de zeer grote seizoenschommelingen. Egels in de bergen worden gemiddeld groter dan de egels uit lagergelegen gebieden. Eilandbewoners, zoals egels op de Britse Eilanden, zijn het kleinst.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

De soort komt voor in een groot deel van West-Europa, van Zuid-Scandinavië en Duitsland tot Noordwest-Rusland en in Ierland en Groot-Brittannië. Ook wordt hij gevonden in het zuiden van Europa op het Iberisch Schiereiland, Italië, Corsica, Sardinië en Sicilië. In Oost-Europa leeft de nauw verwante Oost-Europese egel (Erinaceus roumanicus). De West- en Oost-Europese egels kunnen onderling hybridiseren. De egel is ingevoerd in Nieuw-Zeeland. De eerste egels werden in 1885 uitgezet in Dunedin en Christchurch ter bestrijding van plaagdieren. Meer officiële en onofficiële uitzettingen volgden. Egels werden daarna algemeen op zowel het Noordereiland als het Zuidereiland, de hoge bergstreken uitgezonderd. In de jaren negentig van de twintigste eeuw is de egel ook ingevoerd op de Azoren.

Laat meer zien

Egels komen voor in een grote variatie aan landschappen, zolang er voldoende beschutting is en de bodem niet al te vochtig. Ze zijn plaatselijk talrijk in loofbossen met ondergroei, vochtige weiden en grasvelden. Egels houden van randgebieden waar deze leefgebieden samenkomen. Het dier komt ook voor in zandduinen, mits begroeid. Ook in de buurt van de mens komt hij voor, voornamelijk in tuinen en boomgaarden. Hij is algemener in halfstedelijk dan in landelijk gebied. In versnipperd gebied gebruikt hij bermen en kleine paadjes als verbindingswegen. Egels zijn te vinden van zeeniveau tot 2000 meter hoogte maar mijden naaldwouden en moerasgebieden.

Laat minder zien
Egel leefomgevingskaart
Egel leefomgevingskaart
Egel
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

Een egel is een nachtdier. Hij slaapt ongeveer 18 uur per dag. Wanneer de egel wakker is, gaat hij op zoek naar eten. Ook kan hij bezig zijn met het bouwen van een nest. Egels gillen als ze pijn hebben of als ze angstig zijn.

Laat meer zien

De egel heeft een solitaire leefwijze. Soms kan een paartje een nest delen, maar dit is voor een korte tijd. Een groepje egels bestaat meestal uit een moeder met jongen.

Hij is niet territoriaal: leefgebieden overlappen geregeld. Ook lijken egels hun gebied niet te verdedigen tegen andere egels. Egels die in hetzelfde gebied leven, mijden elkaar meestal door op verschillende tijdstippen op dezelfde plek te komen. Het leefgebied van een mannetje is tot wel vijf keer groter dan dat van een vrouwtje. Hij legt hierdoor ook dagelijks grotere afstanden af dan een vrouwtje, vijfhonderd meter tot drie kilometer per nacht. Ook maakt hij gebruik van meerdere nesten, terwijl een vrouwtje vaak aan één nest genoeg heeft.

De grootte van het leefgebied van een egel is bovendien afhankelijk van het aanbod aan voedsel. In open graslanden, waar de voedseldichtheid laag is, kan het leefgebied van een mannetjesegel wel dertig hectare beslaan. Dit is ook te zien in de dichtheid per hectare: in de meeste gebieden leven ongeveer twee egels per hectare, maar in open maquis is dit 0,2. In buitenwijken, die rijk zijn aan tuinen, kan de dichtheid echter zeer hoog zijn, met veel dieren per hectare. Hier heeft ieder individu een leefgebied van slechts vijf tot tien are.

Na de paring verlaten het mannetje en het vrouwtje elkaar. Zogen en opvoeden gebeurt alleen door het vrouwtje. De draagtijd van de egel bedraagt 31 tot 39 dagen. De meeste jongen worden geboren in juni. De jongen worden geboren in een nest van gras en bladeren. Het vrouwtje heeft dit vier tot vijf dagen voor de worp aangelegd op een verborgen plaats als in een composthoop, onder een haag, tussen dicht kreupelhout of tussen een stapel takken. Soms wordt er gebruikgemaakt van verlaten konijnenholen.

Egels hebben meestal een worp per jaar, maar als alle jongen sterven, kan een egel nog een worp in de nazomer krijgen. Sommige vrouwtjes kunnen tot in november nog een derde worp krijgen. Het vrouwtje zal dan haar winterslaap uitstellen. Weinig jongen uit deze worp zullen echter het eerste jaar halen, aangezien de dieren te weinig tijd hebben om zich voor te bereiden op de winter.

Een worp bestaat uit gemiddeld drie tot zes (twee tot tien is mogelijk) kale, dove en blinde jongen van 10 tot 25 gram. De huid is gezwollen. De stekels groeien enige uren later. Zij zijn dan nog zacht en wit. Na anderhalve dag verschijnen er bruine stekels met witte punten; de vacht komt in de tweede week. Jongen kunnen zich na 11 dagen oprollen. In de eerste maand ligt het sterftecijfer hoog, op ongeveer 55%.

Na 22 dagen verlaten de jongen voor het eerst het nest. De jongen lopen dan in 'kop-staartformatie' in een rij achter hun moeder aan. Buiten het nest eten zij voor het eerst vast voedsel. Zogen gebeurt enkel in het nest. De jongen worden na vier tot zes weken gespeend. Ze hebben dan ongeveer drieduizend bruine stekels, de witte zijn geheel verdwenen. Tien dagen na het spenen mogen ze voor het eerst zelfstandig het nest verlaten. Na twee maanden worden ze door de moeder verstoten en zijn ze zelfstandig. De jongen wegen dan 250 gram.

Beide geslachten zijn al vroeg geslachtsrijp: na tien maanden kunnen zij zich voortplanten. De meeste vrouwtjes hebben echter pas in hun tweede jaar hun eerste worp.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

De egel is een insecteneter, die zijn voedsel voornamelijk in de ondergroei zoekt. Met zijn snuit spoort hij zijn prooien op tussen afgevallen bladeren, graspollen en losse aarde, terwijl zijn gehoor scherp genoeg is om prooidieren onder de grond te horen kruipen. Als hij de kans krijgt kan een egel binnen een paar uur meer dan tachtig regenwormen en/of kevers eten en ongeveer zeventig gram aan voedsel in een nacht verorberen. Vijftig gram is meer dan genoeg.

Laat meer zien

Het dieet is afhankelijk van het seizoen. In het voorjaar eten egels voornamelijk regenwormen, rupsen en kevers, maar in de zomer en het najaar voornamelijk wormen, slakken en mest- en aaskevers. Kevers worden eerst doodgebeten voordat ze worden opgegeten. Wormen worden levend gegeten. Ook insectenlarven, oorwormen, duizendpoten en pissebedden worden veelvuldig gegeten. Bij keus geeft hij de voorkeur aan zachtere ongewervelden als wormen en rupsen boven hardere als mestkevers. Bij slakken heeft hij een voorkeur voor kleinere, die hij in een keer kan doorslikken. Grotere huisjesslakken worden niet gegeten, waarschijnlijk omdat ze de stevige slakkenhuizen niet kunnen kraken.

De egel is vooral een opportunist. Hij vult zijn dieet aan met spinnen, kleine gewervelde dieren zoals kikkers, padden, hagedissen, slangen en kleine zoogdieren zoals knaagdieren, spitsmuizen en mollen. Verder staan op zijn menu ook aas, visresten, paddenstoelen, bessen, vruchten en eieren met een doorsnede tot 15 mm. Waarschijnlijk jaagt de egel meestal niet actief op kleine gewervelde dieren, maar worden zij als aas gegeten. In extreme omstandigheden doodt de egel zelfs kippen en kuikens. Naarmate de egel ouder wordt, verandert zijn dieet. Oudere egels hebben geleerd om efficiënter te foerageren. Zij richten zich meer op grotere insecten dan op jongere dieren. Bij het foerageren op kevers en larven doorzoeken egels soms ook paardenvijgen en koeienmest.

De egel is beter bestand tegen verscheidene soorten gif dan veel andere dieren. Zo kan hij bijvoorbeeld 35 tot 45 maal beter tegen adder- en wespengif dan een huiscavia, een dier van vergelijkbare grootte. Ook kan hij tegen een dosis arseen die vijfentwintig mensen zou doden.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

PARINGSGEDRAG

De mannelijke geslachtsorganen gaan direct na het einde van de winterslaap groeien, evenals de aanmaak van hormonen. De paartijd duurt van april of mei tot juli, soms zelfs tot begin september.

Laat meer zien

In de paartijd zoeken dieren elkaar op. Bij voorkeur op een grasveld. Als twee mannetjes hetzelfde vrouwtje op het oog hebben, zullen zij met elkaar vechten door te bijten en te stoten. Het paren is een langdurig liefdesspel, dat omzichtig maar vooral ook voorzichtig gebeurt. Om het vrouwtje paarbereid te krijgen, doen de dieren een soort dans. De twee dieren gaan tegenover elkaar staan, met de snuiten tegen elkaar. Terwijl zij elkaar besnuffelen, urineren beide dieren. Het mannetje doet vervolgens pogingen om achter het vrouwtje te komen, maar dat draait zich steeds van hem af. Het mannetje zal tegen het vrouwtje aan stoten met zijn snuit en poten. Vervolgens richt hij zijn hoofd op en opent hij zijn lippen ver uit elkaar. Dit spel kan uren duren en behoorlijk luidruchtig zijn.

Wanneer het vrouwtje instemt met paring drukt zij zich tegen de grond, spreidt haar achterpoten en legt haar stekels plat. Het mannetje houdt vervolgens met zijn poten haar flanken vast en met zijn bek haar hals. De paring zelf duurt enkele minuten. Tijdens de paring maken de dieren luidruchtige snuffel- en niesgeluiden.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

Als een egel iets onverwachts hoort of ziet, richt hij de stekels op zijn hoofd op, door zijn schouders in te trekken en de snuit omlaag te houden. Mocht het bedreigend worden, dan trekt de egel zijn poten in en rolt hij zich op tot een bal. Het kost hem slechts drie seconden om zich op te rollen. De kop, poten en staart zijn dan naar binnen gericht. Deze stekelige bal vormt een goede bescherming tegen natuurlijke vijanden. In opgerolde toestand staan de stekels in alle richtingen, dankzij kleine huidspiertjes aan de uiteinden van de stekels. De egel is dan alleen kwetsbaar aan de opening aan de onderzijde, die echter bijzonder klein is en slechts weinig dieren kunnen hem daar aanvallen zonder geprikt te worden. Als de bedreiging weg is rolt hij zich weer uit, wat ook in een seconde of drie gebeurt. Vervolgens haast hij zich luid snuffend naar een schuilplaats. In studies naar egelgedrag gebruiken egels giftige, irriterende en sterk ruikende stoffen zoals tabak, zeep, uitwerpselen en de huid van giftige padden om de stekels mee in te smeren.

Laat meer zien

De belangrijkste natuurlijke vijanden zijn waarschijnlijk de das en de bunzing. Ook boommarter, vos, hond, lynx, wild zwijn en roofvogels als havik, steenarend en oehoe vangen weleens een egel. De belangrijkste doodsoorzaak is echter verhongering tijdens de winterslaap en, in stedelijke gebieden, het verkeer. Bij een natuurlijk levenseinde is de levensverwachting vier tot zeven jaar, met een maximum tot tien jaar.

Egels hebben veel last van parasieten. De stekelvacht is lastig te verzorgen, waardoor egels vaak vol zitten met teken, mijten en vlooien.

Het aantal egels in West-Europa is stabiel. Toch zijn er plaatselijke populaties die de afgelopen decennia achteruit lijken te gaan. Dit is voornamelijk te wijten aan het verkeer. In Nederland worden bijvoorbeeld jaarlijks tussen de 113.000 en 340.000 dieren aangereden. De verdedigingsstrategie van de egel, oprollen, is niet effectief tegen auto's, met de dood tot gevolg. Vooral mannetjes lopen grote risico's: zo'n 70% van alle mannetjes sterft als verkeersslachtoffer. Dit komt doordat mannetjes aan het begin van de paartijd veelal grote afstanden afleggen om vrouwtjes te vinden en niet terugdeinzen voor het oversteken van een weg. Autowegen vormen hierdoor grote barrières tussen subpopulaties, waardoor versnippering van populaties dreigt. Dit wordt vergroot door hekken die langs wegen worden aangelegd om te voorkomen dat er egels worden aangereden. Het verkeer is echter niet de enige menselijke doodsoorzaak. Ook vergiftiging door pesticiden als slakkenbestrijdingsmiddelen komt geregeld voor. Egels komen soms terecht in maaimachines.

De egel is beschermd in het grootste deel van zijn verspreidingsgebied. Het dier is bovendien geplaatst op appendix III van de Conventie van Bern. Ook in Nederland is de egel een beschermd dier. Consumptie en het houden in gevangenschap zijn verboden (de egels die soms als huisdier worden aangeboden, behoren tot een andere soort, de witbuikegel). In Nederland zijn er gespecialiseerde egelopvangcentra. Voor gewonde, verweesde en zieke egels kan men de dierenambulance bellen.

Laat minder zien

Coloring Pages

Referenties

1. Egel artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Egel
2. Egel op de IUCN Rode Lijst-site - http://www.iucnredlist.org/details/29650/0

Meer fascinerende dieren om over te leren