Wijngaardslak
Koninkrijk
Fylum
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Helix pomatia
Lengte
3.8-5
1.5-2
cminch
cm inch 

De wijngaardslak (Helix pomatia) is een op het land levende slak die behoort tot de familie van de tuinslakken (Helicidae).

Laat meer zien

De wijngaardslak is een relatief grote soort die een grijsbruine lichaamskleur heeft, het huisje is lichtbruin van kleur met lichtere strepen. Het lichaam van een kruipende slak kan een lengte bereiken tot 12 centimeter en het huisje is 3,5 tot 5 cm groot. De biologie en levenswijze van de wijngaardslak is in vergelijking met andere slakken goed bestudeerd en over de soort is veel bekend. Al in 1912 werd door Johannes Meisenheimer een omvangrijke beschrijving van de wijngaardslak gepubliceerd die de anatomie en werking van de verschillende organen en weefsels tot in detail beschrijft.

De wijngaardslak komt oorspronkelijk voor in zuidelijk en centraal Europa maar is door menselijk handelen over verschillende werelddelen verspreid. De soort komt ook in België en Nederland voor en is in beide landen de grootste landslak maar is hier erg zeldzaam. Verder naar het zuiden en oosten in Europa is de soort algemener. De wijngaardslak is een bewoner van warme streken en komt voor in kalkrijke gebieden die voorzien zijn van vegetatie maar niet te dicht begroeid zijn.

De slak is herbivoor en leeft van verschillende soorten planten, waarvan uiteenlopende plantendelen worden gegeten. De slak zelf wordt gegeten door verschillende natuurlijke vijanden en heeft daarnaast te vrezen van de mens. De wijngaardslak is een van de eetbare soorten slakken en is als escargot een delicatesse in met name de Franse keuken.

Laat minder zien

Uiterlijk

De wijngaardslak is op het eerste gezicht te herkennen aan de grootte en de kleuren. De slak heeft een brede voet, dit is de gespierde onderzijde van het dier die voor de voortbeweging zorgt. De voorzijde is typisch slak-achtig, aan de bovenzijde zijn twee lange tentakels aanwezig die de ogen bevatten.

Laat meer zien

Het huisje is bruin van kleur met drie tot vijf lichtere lengtestrepen die de windingen volgen. Het huisje wordt ongeveer 32 tot 50 millimeter breed en 30 tot 50 mm hoog. De grootte en kleuren onderscheiden de wijngaardslak van veel gelijkende soorten.

De bovenzijde van het slakkenhuis wordt de top of apex genoemd (1). De top is vaak gladder van structuur van de rest van de schelp. De top bestaat uit de eerste winding, in totaal heeft het slakkenhuis vier tot vijf windingen (3), die steeds gescheiden worden door een sutuur of naad (2). De windingen zijn bijna altijd rechtsgewonden bij de wijngaardslak. De enkele keer dat het linksgewonden is, is een gril van de natuur, dat niet genetisch bepaald is.

Het slakkenhuis ontleent zijn stevigheid door een in het midden van het huis geplaatste columella of spil (4), die van boven naar beneden loopt. Bij de schelprand is een verdikking aanwezig die callus of eelt wordt genoemd (5). Dit is een voortzetting van de gladde binnenwand van een slakkenhuis. Het huis heeft een umbilicus of navel (6), dit is een holte aan de overzijde van de top. De navel wordt deels verborgen door de aanwezigheid van de callus, of soms zelfs volledig aan het oog onttrokken. De schelpopening ten slotte wordt de apertura (7) genoemd en is relatief groot, de rand is glad en niet voorzien van tanden.

Als het huisje beschadigd raakt (bijvoorbeeld door val of aanval) is de slak in staat het te herstellen door calciumcarbonaat af te zetten aan de binnenzijde van het huisje. Het gehele slakkenhuis is voorzien van een dun laagje, het periostracum, dat een beschermende werking heeft. Deze laag verweert naarmate de slak ouder wordt en groeit niet meer aan; bij oudere exemplaren bladdert het laagje af.

Het lichaam bestaat grofweg uit drie delen: de voet, het lichaam dat zich deels in het huisje bevindt en ten slotte de 'kop', die verschillende aanhangsels draagt. Omdat de overgang van de voorzijde naar de rest van het zichtbare lichaam onduidelijk is wordt het geheel wel met cephalopodium (kopvoet) aangeduid.

Het lichaam van een kruipende slak kan een lengte bereiken van ongeveer 12 centimeter. De wijngaardslak heeft een bleek oranjebruine tot grijze lichaamskleur, de huid bestaat uit een epidermis of opperhuid die altijd vochtig is en hierdoor duidelijk glinstert. De huid bevat verschillende klieren waarvan de kalkklieren en slijmklieren de belangrijkste zijn. Kalkklieren zijn klein en langwerpig en zijn op huiddelen die buiten de schelp gelegen zijn daarnaast veel minder talrijk dan de slijmklieren. De slijmklieren zijn geconcentreerd in grote, wratachtige bulten die zichtbaar zijn als de lichtere vlekjes op de huid van de slak. Onder een microscoop bestaan de lichtere bultjes uit met slijm gevulde concentraties slijmklieren.

Het derde paar is aan de bovenzijde van de kop gelegen en is het grootst. De tentakels kunnen tot 20 mm lang worden, en dit paar bevat de ogen. Het oog bestaat uit een glazige bol of lens, waarachter de retina is gelegen. Deze laag bevat de cellen die licht opvangen en is daardoor donker gekleurd; de retina is het donkere puntje dat zichtbaar is in de antenne. Het derde paar bevat net als het tweede paar spieren waarmee het kan worden teruggetrokken in het lichaam. Het tasterpaar dat de ogen bevat, eindigt in een duidelijk knop. Als de slak een taster verliest, bijvoorbeeld door predatie, kan deze volledig regenereren.

De ogen van slakken onderscheiden licht van donker maar spelen een onderschikte rol in de zintuiglijke waarneming. De wijngaardslak is net als alle slakken voornamelijk afhankelijk van chemische receptie, ofwel het waarnemen van geurdeeltjes. Zowel het zoeken naar voedsel als het vinden van een partner is een kwestie van het oppikken en volgen van geursporen.

De wijngaardslak wordt voornamelijk verward met de segrijnslak (Cornu aspersum). Deze soort blijft echter aanzienlijk kleiner en heeft een donkerder bruine kleur en een meer geprononceerde vlekkentekening van het huisje. Bij jonge exemplaren is dit verschil moeilijker te zien. Het lichaam van de segrijnslak is veel donkerder van kleur tot donkergrijs. De soort Helix lucorum wordt in andere talen wel 'gestreepte wijngaardslak' genoemd en is duidelijk te onderscheiden aan de lichtere strepen die de windingen volgen. De soort Helix lutescens is moeilijker te onderscheiden maar deze slak komt alleen rond de Karpaten voor. Cornu mazzullii is een andere gelijkende soort maar komt alleen voor op het eiland Sicilië.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

De wijngaardslak komt oorspronkelijk voor in het midden en zuidoostelijke deel van Europa. Omdat de slak bekendstaat als een delicatesse is de wijngaardslak op veel plaatsen in Europa en Azië ingevoerd. Ook in de Amerikaanse staat Michigan komt de soort tegenwoordig voor. Omdat de soort wordt geraapt voor consumptie is de slak in een aantal gebieden achteruitgegaan. In een aantal landen staat de wijngaardslak hierdoor op de lijst van beschermde dieren, dit is onder andere in Nederland, België en Frankrijk het geval. De slak komt tegenwoordig onder andere voor in Groot-Brittannië, waar de soort door de Romeinen is geïntroduceerd. De Engelse naam "Roman snail" (Romeinse slak) is hiervan afgeleid. Net als in andere landen waar de slak door de mens is meegebracht zijn er geen fossiele resten bekend. Doordat de slak een huisje van kalk heeft dat gemakkelijk fossiliseert is de verspreiding van de soort in het verre verleden goed bekend.

Laat meer zien

Hoewel in veel landen sporadisch, komt de wijngaardslak voor in vrijwel heel Europa (zie kaartje). In de Benelux is de soort bijvoorbeeld vrij zeldzaam. In Nederland komt de slak voor in Zuid-Limburg rond de zeer kalkrijke gronden van de mergelgrotten, in bosgebieden bij oude landgoederen in de Hollandse duinstreek – onder andere in het Kostverlorenpark te Zandvoort en op landgoed Elswout te Overveen– en verder in bosschages rond oude kloosters en landgoederen in Friesland en Groningen.In België komt de soort onder andere voor in de gemengde bossen van de Ardennen.

Laat minder zien

Klimaatzones

Gewoonten en leefwijze

De wijngaardslak is een bewoner van vochtige streken met een kalkrijke bodem en veel plantengroei. De slak komt in een groot deel van zijn areaal ook voor in betrekkelijk warme streken, maar kan niet tegen direct zonlicht en ook hevige regenbuien worden slecht verdragen.

Laat meer zien

De habitat bestaat uit loof- en gemengde bos, niet in het dichte woud maar voornamelijk langs bosranden. Ook in door de mens aangepaste landschappen is de soort te vinden, zoals parken, tuinen, wegbermen, graslanden en plantenkwekerijen zoals wijngaarden. In verschillende landgoederen en kasteeltuinen is de soort al eeuwen geleden uitgezet. Om de slak te laten gedijen werd er kalkrijke grond aangebracht, ook verschillende planten uit het zuiden van Europa konden zich hierdoor handhaven. Dergelijke planten worden wel stinsenplanten genoemd en ook de wijngaardslak wordt wel beschouwd als 'stinzensoort'.

De wijngaardslak heeft een voorkeur voor laaggelegen gebieden maar kan worden aangetroffen tot op een hoogte van 1830 meter boven zeeniveau.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

De wijngaardslak is een planteneter die leeft van verschillende kruidachtige planten. Verschillende plantendelen worden gegeten, zoals bladeren, groenten en fruit en ook bloemen. Er wordt voornamelijk 's nachts naar voedsel gezocht, omdat de temperaturen dan lager en vochtigheid hoger zijn. De slak is in staat zijn eigen slijmspoor te volgen en kan zo terugkeren naar een eerder gevonden voedselbron.

Laat meer zien

Sommige planten hebben afweermechanismen ontwikkeld tegen planteneters als slakken. Voorbeelden zijn fijne haartjes, plantaardige oliën of corrosieve stoffen. Van de smeerwortel (Symphytum) is bekend dat het plantoppervlak als onaangenaam wordt beschouwd door de slak.

Andere planten die een goede defensie kennen zijn onder andere de zeeui (Urginea maritima) en de gevlekte aronskelk (Arum maculatum). Deze soorten bevatten calciumoxalaatkristallen en voor een wijngaardslak is het in aanraking komen met calciumoxalaat een bijzonder onprettige ervaring. Dit is af te lezen aan de hevige kronkelbewegingen die de slak vertoont als een exemplaar op de plant terechtkomt. Bij mensen veroorzaakt calciumoxalaat een sterk branderige sensatie als het in aanraking komt met de slijmvliezen.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

Weekdieren als slakken kunnen zich maar langzaam verplaatsen, wat een probleem is bij het zoeken naar een partner. Hiertoe hebben slakken zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen, dit wordt wel tweeslachtig of hermafrodiet genoemd. Er zijn geen vrouwtjes en mannetjes en als twee exemplaren elkaar tegenkomen kunnen ze elkaar bevruchten. Naast een dubbel paar geslachtsorganen heeft de wijngaardslak verschillende hulporganen die de bevruchting ondersteunen.

Laat meer zien

De voortplanting vindt plaats in de lente, als de slakken enige tijd uit hun winterslaap zijn ontwaakt. De voortplantingstijd is van mei tot juli. Tijdens de paring zijn beide dieren actief en brengen ze zaadcellen in het lichaam van de partner. De eigenlijke paring vindt plaats door de penis met de vagina te verbinden, waarna de spermatozoïden in een spermatofoor of spermapakketje worden afgegeven. De paring bestaat uit verschillende stappen, eerst omstrengelen de slakken elkaar waarbij de koppen omhoog worden gehouden en de slakken elkaar met de tentakels aftasten. Vervolgens wordt door de ene slak de liefdespijl in de voet van de andere slak gestoken, hierbij worden hormonen afgegeven waardoor de ontvanger gestimuleerd wordt te paren. De slakken stimuleren elkaar verder door de geslachtsopeningen of gonoporiën tegen elkaar te houden waarna de lichamen tegen elkaar gedraaid worden en de penis van de ene slak in contact komt met de vagina van de partner. Nu wordt een spermatofoor overgebracht, dit kan vier tot zeven minuten duren. Ten slotte wordt de penis teruggetrokken, maar de slakken kunnen nog uren aan elkaar gehecht blijven.

De eitjes van de wijngaardslak zijn wit van kleur en rond van vorm, ze worden beschermd door een dunne kalkschaal. Een ei is ongeveer 6 millimeter in doorsnede en weegt ongeveer 0,1 tot 0,2 gram. Net als andere slakken die het water hebben verlaten bevatten de eieren een relatief grote dooier. De dooier voorziet de embryonale stadia van de slak van voedsel maar is tevens de enige waterbron. Hoewel niet ideaal, kunnen de embryo's het langere tijd uithouden onder drogere omstandigheden.

De eitjes worden in kleine holletjes afgezet die door de slak worden gegraven. Hierbij wordt een fles-vormig hol gemaakt dat in doorsnede een bolvorm heeft maar een nauwe opening heeft aan de bovenzijde. Het afzetten van de eitjes is een langdurige bezigheid; de slak kan er meer dan 20 uur over doen. Nadat een nest gevuld is kruipt de slak eroverheen om de ingang met grond af te plakken.

Het embryo van de wijngaardslak lijkt in het ei op het vrijzwemmende veligerstadium van in zee levende slakken. De eitjes komen afhankelijk van de omgevingstemperatuur en luchtvochtigheid na drie tot vier weken uit. De pasgeboren slakjes blijven minstens een week in het hol waar ze leven van de lege eierschalen. Af en toe wordt ook een ei gegeten waarin zich een embryo bevindt. De kleine slakjes hebben een groot aantal predatoren waardoor de meeste exemplaren binnen korte tijd worden opgegeten, zie ook onder vijanden.

De schelp van de jonge slakken wordt als ze ouder worden steeds dikker en naarmate het huisje groeit is het moeilijker te kraken door predatoren. Exemplaren die al meerdere overwinteringen hebben doorgemaakt hebben al een veel grotere overlevingskans dan de pasgeboren dieren. De groei van de schelp is afhankelijk van de weersomstandigheden: als het aanhoudend ongunstig weer is kan er niet naar voedsel gezocht worden. Ook moet de wijngaardslak over een kalkrijke omgeving beschikken om het huisje volledig te kunnen ontwikkelen. Het gewicht van het huisje van een volwassen exemplaar bedraagt ongeveer een derde van het totale lichaamsgewicht.

De meeste landslakken die in westelijk Europa voorkomen leven slechts enkele jaren, bij de wijngaardslak duurt het echter minstens twee tot vier jaar voordat de jongen volwassen zijn, de levensduur in het wild is ongeveer 5 jaar. Van in gevangenschap gehouden exemplaren is echter bekend dat ze een leeftijd van meer dan tien jaar kunnen bereiken. De leeftijd van een slak kan worden afgelezen aan de dunnere en dikkere banden waaruit het huisje is opgebouwd, dit zijn de 'jaarringen' van de slak. De dunnere banden geven de periode van groeivertraging aan gedurende de winter.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

De wijngaardslak komt in delen van het verspreidingsgebied niet meer zo algemeen voor als vroeger en is in andere delen bedreigd als gevolg van het rapen van exemplaren voor de handel. In Frankrijk, waar de grootste vraag is naar de wijngaardslak, wordt jaarlijks 40.000 ton aan slakken geïmporteerd. Veel slakken die worden opgediend als Helix pomatia zijn in werkelijkheid andere soorten zoals Helix lucorum uit de Balkan.

Laat meer zien

Naast het verzamelen voor de handel heeft de wijngaardslak net als andere slakken last van menselijke activiteiten. Voorbeelden zijn het strooien van verdelgingsmiddelen en het platbranden van vegetatie.

Ook in België en Nederland is de soort zeldzaam, in Nederland wordt deze soort beschermd door de Flora- en faunawet en binnen Europa valt de wijngaardslak onder de Europese Habitatrichtlijn bijlage 5; de slak mag niet worden verzameld. Dat betekent dat ook (lege) huisjes niet mogen worden geraapt.

Laat minder zien

Referenties

1. Wijngaardslak artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Wijngaardslak
2. Wijngaardslak op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/156519/4957463

Meer fascinerende dieren om over te leren