Familie

Kangoeroes

65 soorten

Kangoeroes (Macropodidae) vormen een familie van buideldieren, met ongeveer 54 soorten in 13 geslachten. Kangoeroes komen van nature voor in Australië, Nieuw-Guinea en op enkele nabijgelegen eilanden. Sommige soorten bewonen eilanden van de Indonesische archipel ten oosten van de Wallacelijn. Tot de familie behoren onder meer de reuzenkangoeroes (Macropus), wallabies, boomkangoeroes en pademelons.

Leden van deze familie zijn middelgroot tot groot (0,5–80 kg). De grootste soort is de rode reuzenkangoeroe (Osphranter rufus), waarvan de mannetjes zo'n 80 kg kunnen wegen. Bij de geboorte zijn kangoeroejongen relatief onderontwikkeld, doorgaans niet groter dan twee cm lang. Tijdens de geboorte kruipen ze met hun voorpoten vanaf het geboortekanaal naar de buidel waar ze hun bek over een tepel schuiven en zich gedurende langere tijd verder ontwikkelen.

In rust staan kangoeroes met de hele voet op de grond terwijl ze gelijktijdig op hun staart leunen. Ze hebben lange, smalle voeten en krachtige achterpoten. De vierde teen van de voet is de langste en sterkste. Deze ligt in een lijn met de belangrijkste botten van de ledemaat en brengt de stuwkracht van het springen over. Deze teen is echter minder groot bij rotskangoeroes en boomkangoeroes. De staart is bij de meeste kangoeroes lang en zwaar, en wordt gebruikt als tegengewicht bij het tweebenige springen op hoge snelheid. De meeste kangoeroes zijn nachtdieren; enkele soorten zijn overdag of in de schemering actief.

laat minder zien

Kangoeroes (Macropodidae) vormen een familie van buideldieren, met ongeveer 54 soorten in 13 geslachten. Kangoeroes komen van nature voor in Australië, Nieuw-Guinea en op enkele nabijgelegen eilanden. Sommige soorten bewonen eilanden van de Indonesische archipel ten oosten van de Wallacelijn. Tot de familie behoren onder meer de reuzenkangoeroes (Macropus), wallabies, boomkangoeroes en pademelons.

Leden van deze familie zijn middelgroot tot groot (0,5–80 kg). De grootste soort is de rode reuzenkangoeroe (Osphranter rufus), waarvan de mannetjes zo'n 80 kg kunnen wegen. Bij de geboorte zijn kangoeroejongen relatief onderontwikkeld, doorgaans niet groter dan twee cm lang. Tijdens de geboorte kruipen ze met hun voorpoten vanaf het geboortekanaal naar de buidel waar ze hun bek over een tepel schuiven en zich gedurende langere tijd verder ontwikkelen.

In rust staan kangoeroes met de hele voet op de grond terwijl ze gelijktijdig op hun staart leunen. Ze hebben lange, smalle voeten en krachtige achterpoten. De vierde teen van de voet is de langste en sterkste. Deze ligt in een lijn met de belangrijkste botten van de ledemaat en brengt de stuwkracht van het springen over. Deze teen is echter minder groot bij rotskangoeroes en boomkangoeroes. De staart is bij de meeste kangoeroes lang en zwaar, en wordt gebruikt als tegengewicht bij het tweebenige springen op hoge snelheid. De meeste kangoeroes zijn nachtdieren; enkele soorten zijn overdag of in de schemering actief.

laat minder zien