Museumtorretje
De gewone tapijtkever of het museumtorretje (Anthrenus verbasci) is een kever uit de familie spektorren (Dermestidae). De dekschilden zijn met grijze, gele en bruine vlekken bedekt. De kever wordt zo'n vijf millimeter lang. De larven zijn wat groter en kunnen twaalf millimeter lang worden.
De gewone tapijtkever heeft een volledige gedaanteverwisseling, dat wil zeggen ei-larve-pop-imago. De tijdsduur van elk stadium hangt af van de temperatuur en de luchtvochtigheid van de omgeving. De stadia duren respectievelijk ongeveer 6-35 dagen, 2-12 maanden, 5-19 dagen en 7-41 dagen.
Gewoonlijk wordt er één generatie per jaar geboren. Tijdens een warme en vochtige zomer kan het aantal generaties echter oplopen tot drie.
De gewone tapijtkever heeft zijn naam te danken aan zijn voedingspatroon als larve. Van nature zijn de larven van deze kever gespecialiseerde aaseters, die zich voeden met haar en veren. Dierlijke producten zoals wol, leer, veren, textiel en bont zijn dan ook niet veilig voor de larven. In de natuur wordt de larve vooral in vogelnesten aangetroffen. De volwassen kevers zetten hun eitjes af in voor de larve voedselrijke gebieden en zijn daarom in musea zeer gevreesd. De larven kunnen zich door zeer kleine kieren heen werken. Gewone tapijtkevers zijn de belangrijkste en gevaarlijkste bedreiging voor insectencollecties en opgezette dieren. Door het meeliften op textielproducten tijdens export is de kever wereldwijd verspreid geraakt.
De volwassen kevers zijn minder gevaarlijk. Zij voeden zich vooral met stuifmeel en nectar van bloemen.