Australische bastaardwouw
De Australische grijze wouw (Elanus axillaris) of Australische bastaardwouw is een kleine roofvogel die in Australië voorkomt. De soort is nauw verwant aan de grijze wouw (Elanus caeruleus).De soortnaam is ontleend aan het Latijnse woord axilla, dat schouder betekent.
Da
DagdierenEen schemeractief dier of crepusculair dier is een dier dat in de schemering actief zijn, maar niet 's nachts. In feite zijn zelfs veel dieren die ...
Vl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Bo
BoombewonendeRo
RoofdierenPredatie is het vangen, doden en opeten door een organisme, meestal een dier, van een ander dier, het prooidier. Predatoren worden ook natuurlijke ...
Al
Altrische dierenZw
ZweefvogelsTe
TerrestrischeNo
NomadischOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Een territorium of revier is bij dieren een tegen soortgenoten verdedigd leefgebied, hetzij door een individu, hetzij door een sociale groep. Het i...
Mo
Monogame dierenMonogamie is het aangaan van een relatie met één partner.Wanneer iemand meerdere malen achtereenvolgens één partner tegelijkertijd heeft, wordt...
So
Sociale dierenGe
Geen migrantB
begint metDe vogels komen vooral voor in de Australische graslanden, hoewel ze ook gevonden worden in meer bebost land. De Australische bastaardwouw profiteert van het opruimen van uitgestrekte bossen voor landbouwgrond, dat de geschikte plek is voor veel van zijn prooidieren. Voorkomende woonplaatsen zijn open land in tropische en gematigde gebieden, het vermijdt hogere hoogten en woestijnen. De soort komt vooral voor in het zuidwesten en zuidoosten, soms ook in Tasmanië. De slaapplaatsen zijn gemeenschappelijk.
De Australische bastaardwouw heeft een directe vlucht met snelle oppervlakkige vleugelslagen afgewisseld door te zweven met omhooggestoken vleugels, vaak met zijn poten bungelend.
Net als andere wouwen, jaagt de kleine roofvogel door graslanden af te speuren op kleine dieren. Dit doen ze vanaf een zitplaats (doorgaans een dode boom), maar gewoonlijk door te bidden. Meestal zal de wouw 10-30 meter boven een bepaalde plek zweven en aandachtig omlaag turen, soms maar voor een paar seconden, vaak voor een minuut of meer, dan snel naar een nieuw uitkijkpunt zweven en herhaalt dit proces tot wanneer een muis of andere prooi is gespot.De rover stort er zich dan muisstil op met de poten eerst en de vleugels hoog opgeheven, soms in een lange daling tot op de grond, maar vaker in meerdere fasen, met zwevende pauzes op tussenliggende hoogten. Ongeveer twee derde van de aanvallen zijn succesvol.
De Australische grijze wouw kan prooien zowel in de vlucht verorberen als ze weer mee te voeren naar een zitplaats.
De Australische grijze wouw wordt niet bejaagd door andere dieren maar is zelf een predator.
Ze zijn gespecialiseerd in het jagen op knaagdieren, ze voeden zich bijna uitsluitend met muizen, voornamelijk de geïntroduceerde huismuis. Ze jagen ook op andere prooidieren, indien beschikbaar, met inbegrip van sprinkhanen, ratten, kleine reptielen en vogels en zelfs (zeer zelden) konijnen. Maar muizen en andere kleine zoogdieren zijn goed voor meer dan 90% van hun dieet. Hun invloed op de muispopulaties is waarschijnlijk aanzienlijk: volwassenen eten twee of drie muizen per dag als ze kunnen, en in een geval bracht een mannelijke Australische grijze wouw niet minder dan 14 muizen binnen één uur naar zijn nest met jongen. Hij geeft de voorkeur te jagen gedurende de dag, met name vroeg in de ochtend en in de late namiddag.
Het broeden strekt zich uit over het grootste deel van het jaar, maar met pieken in de herfst en lente, sommige paren broeden dubbel.De vogels vormen monogame paren. Tijdens de balts zal het mannetje het vrouwtje voeden in de lucht: het vrouwtje draait dan ondersteboven en ontvangt het voedsel met haar poten uit de poten van het mannetje, in volle vlucht.
Beide geslachten bouwen aan een groot rommelig ondiep nest, voornamelijk van takken bekleed met groene bladeren. Het nest wordt gebouwd op een hoogte van 4-35 m boven de grond, zoals in de kruin van een boom en soms op een kunstmatige constructie, zoals een brug of hoogspanningsmast. Deze nesten worden afzonderlijk, ofwel, wanneer er een overvloed is aan prooien, in losse kolonies gebouwd. Het duurt 10-12 dagen om het nest te bouwen en het is 40-45 cm groot in doorsnede.
De legsels tellen gewoonlijk 3 of 4 eieren, maar variëren van 2 tot 5. De eieren zijn gemiddeld 39,71 x 30,5 mm groot. Het wijfje vervult het grootste deel van de zorg voor eieren en jongen, het mannetje vervult maar een klein deel van de incubatie en het broeden; hij vangt voornamelijk prooien. De broedperiode duurt 31 dagen en de kuikens voeden zichzelf al zeven dagen na het uitvliegen en verlaten hun ouders binnen een maand. De jonge vogels verspreiden zich zeer wijd, tot wel 1 000 km.