Vroedmeesterpad
Koninkrijk
Fylum
Klasse
Volgorde
Familie
SOORTEN
Alytes obstetricans
Lengte
25-50
1-2
mminch
mm inch 

De vroedmeesterpad (Alytes obstetricans) is een padachtige kikker uit de familie Alytidae.

De vroedmeesterpad is een West-Europese soort die leeft in kalkrijke omgevingen met poeltjes, waarin de dieren zich ontwikkelen. De vroedmeesterpad is een echte landbewoner die zelden het water betreedt. De habitat bestaat uit kale omgevingen met hier en daar poeltjes. De kikker komt voor in België en Nederland. In Nederland was dat beperkt tot zuidelijk Limburg, maar na de eeuwwisseling worden er met regelmaat ook waarnemingen gemeld uit andere delen van het land. De vroedmeesterpad is in België en Nederland aangemerkt als beschermde diersoort.

Laat meer zien

De vroedmeesterpad is een vrij kleine soort die ongeveer 5 centimeter lang wordt. De kikker heeft een grijze tot bruine kleur aan de bovenzijde, de onderzijde is lichter. De huid is wrattig en bevat giftige verbindingen. De vroedmeesterpad dankt zijn naam aan de bijzondere manier van voortplanting. De kikker kent een verregaande vorm van broedzorg, althans de mannetjes.

Laat minder zien

Oorsprong van de dierlijke naam

De vroedmeesterpad heeft als wetenschappelijke naam Alytes obstetricans. Oorspronkelijk werd de kikker beschreven onder de naam Bufo obstetricans. Deze naam werd voor het eerst gebruikt door Josephus Nicolaus Laurenti in 1768. Later werden ook andere wetenschappelijke namen gebruikt, zoals Bombinator obstetricans, Rana obstetricans en Obstetricans vulgaris zijn in het verleden wel gebruikt voor de soort.

Laat meer zien

De wetenschappelijk geslachtsnaam Alytes komt uit het Grieks en betekent 'gewikkeld'. Deze naam slaat op het feit dat de mannetjes de eiersnoeren om de achterpoten wikkelen en deze enige tijd met zich mee dragen.

De soortnaam obstetricans is afgeleid van het Latijnse woord obstare, dat verloskunde betekent. Deze benaming is te danken aan het feit dat het mannetje tijdens de paring op- en neer gaande bewegingen met het achterlichaam maakt, zodat het lijkt of het mannetje de eieren uit het vrouwtje probeert te persen. Hierop is ook de Nederlandstalige naam 'vroedmeesterpad' gebaseerd, dus niet aan het feit dat het mannetje de eieren draagt.

Laat minder zien

Uiterlijk

De vroedmeesterpad is een vrij kleine, gedrongen pad met een opvallend forse kop. De buikzijde is wittig, crèmeachtig gekleurd. Gemarmerde exemplaren zijn zeldzamer en komen alleen in het zuidelijke deel van het verspreidingsgebied voor. Het geslachtsonderscheid is niet eenvoudig. Eierdragende exemplaren zijn altijd mannetjes maar deze dragen slechts een deel van het jaar het legsel. Mannetjes hebben ook geen kwaakblaas die bij vele soorten kikkers en padden alleen bij de mannetjes aanwezig is. Deze blaas ontbreekt echter bij de vroedmeesterpad.

Laat meer zien

Het plomp aandoende lichaam wordt tot ongeveer 45 tot 55 millimeter lang. De vrouwtjes worden iets groter dan de mannetjes. De huid doet vrij glad aan, lichte kleine wratten zijn van heel dichtbij zichtbaar. De basiskleur is groenbruin tot groengrijs, de bovenzijde van het lichaam is voorzien van kleine puntjes. Deze zijn donkergroen, grijsgroen of rood van kleur. Exemplaren van populaties uit Nederland en Duitsland zijn over het algemeen vrij donkergroen, vaak olijfkleurig of grijsgroen met weinig opvallende tekening. De meer zuidelijk voorkomende populaties vertonen veel variatie in tekening met een lichtgroene of vaalwitte grondkleur.

De vroedmeesterpad is binnen België en Nederland niet te verwarren met andere kikkers en padden. De pupil is verticaal spleetvormig en dit is het enige kenmerk dat de kikker deelt met de knoflookpad. Deze laatste heeft echter een gladde huid en meer kikker-achtige bouw en is gemakkelijk te onderscheiden.

De vroedmeesterpad heeft een relatief kleine en korte kop in vergelijking met andere kikkers, de snuit is puntig. De ogen zijn relatief groot, wat duidt op de nachtelijke activiteit. De ogen puilen daarnaast ook duidelijk uit, de pupil is verticaal spleetvormig tot ovaal van vorm. Het trommelvlies of tympanum is duidelijk zichtbaar. Kenmerkend zijn de vrij kleine gifklieren achter de ogen, deze worden wel de parotoïden of oorklieren genoemd. De parotoïden zijn echter goed zichtbaar doordat ze sterk gewelfd zijn; ze steken uit boven de huid. De parotoïden hebben bovendien vaak de oranjerode kleur die ook op veel huidverdikkingen zichtbaar zijn. De parotoïden worden nog eens extra geaccentueerd door een rij vergrote verdikkingen aan de achterzijde die naar de liezen van de achterpoten loopt. Met name bij de wijfjes hebben deze wratten aan de bovenzijde een oranjerode kleur.

Onder de handpalmen bevinden zich 3 duidelijke knobbeltjes. De mannetjes van de meeste kikkers en padden hebben karakteristieke knobbels aan de poten die de paarkussentjes worden genoemd en alleen voorkomen bij mannetjes en dienen om een vrouwtje beter vast te kunnen houden bij de paring. De vroedmeesterpad heeft dergelijke structuren echter niet. Hij paart op het land en daar zijn de paarkussentjes niet zo zinvol als in het water waar het nogal glibberig kan zijn tijdens de paring; in water voldoen deze kussentjes wel goed voor het vasthouden van het vrouwtje.

De vroedmeesterpad heeft kleine poten en beweegt zich kruipend voort. De achterpoten zijn niet geschikt om mee te springen, de kikker kan zelfs bij gevaar slechts onhandige sprongetjes maken.

Laat minder zien

Verdeling

Geografie

De vroedmeesterpad komt voor in de landen België, Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en Zwitserland. De kikker is door de mens geïntroduceerd in het Verenigd Koninkrijk.

Laat meer zien

Duitsland, Frankrijk, Italië, Luxemburg, Nederland, Portugal, Spanje en Zwitserland. De kikker is door de mens geïntroduceerd in het Verenigd Koninkrijk.

Het noordelijkste deel van het areaal besloeg tot voor kort het deel van Nederland ten zuiden van de stad Heerlen, in Duitsland komt de soort op ongeveer even noordelijke locaties voor, echter alleen in het midden van het land. De populaties in Nederland en Duitsland komen hierdoor nergens samen. Het zuidelijkste deel van het verspreidingsgebied beslaat zuidelijk Spanje. In de Pyreneeën komt de kikker voor tot een hoogte van 1500 tot 1800 meter boven zeeniveau, in streken die grote delen van het jaar bedekt zijn met sneeuw.

De aanwezigheid van de vroedmeesterpad in Nederland werd voor het eerst vastgesteld in 1893 door Oudemans. Er is enige verwarring geweest omdat de Limburgse naam voor de vroedmeesterpad abusievelijk werd aangezien voor de aanduiding voor de geelbuikvuurpad.

In Nederland komt de pad van nature alleen voor in de Limburgse mergelgroeven in zeven verschillende kernpopulaties. Daarnaast zijn er kleinere groepjes van Meerssen in het westen van Zuid-Limburg tot Wahlwiller in het oosten. Een populatie ten westen van Nuth stond anno 2010 bekend als de meest noordelijke natuurlijke populatie in Nederland.

De vroedmeesterpad is op diverse plekken elders in het land uitgezet. Zo is hij in de botanische tuinen van Utrecht, Amsterdam en Den Haag gesignaleerd. Hier schijnt de kikker goed te gedijen. In Amersfoort was anno 2010 een zodanige populatie ontstaan dat wijkbewoners klaagden over een verstoorde nachtrust door de lokroep van de kikkers.

Een andere uitgezette populatie is gelegen rond Rheebruggen in Drenthe die al sinds 1970 bekend is. Sommige van deze kunstmatige populaties zijn van overheidswege ondersteund geweest, zoals de dieren die in Epen werden uitgezet in de jaren 50. Deze habitat bestond uit een enkele poel van enige vierkante meters.

Habitat

De pad leeft veelal op het land waarbij droge plekken worden vermeden. Kleine holletjes onder stenen, in rotsspleten en in omgevallen bomen dienen als schuilplaats. De pad kan ook zelf een hol graven en ook verlaten holen van zoogdieren worden wel gebruikt. Vrijwel alle zand- en steengroeven, open bosranden en stenige hellingen zijn in principe geschikt als leefgebied voor de vroedmeesterpad. Het stenige karakter en de verzonken ligging in het landschap zorgt voor een groot aanbod aan schuilplaatsen; zo is er sprake van een korte schrale begroeiing en heerst er een geschikt microklimaat. De weersomstandigheden kunnen zorgen voor flinke fluctuaties binnen de populaties. In een enkel seizoen met flinke zonperioden kunnen populaties groeien van tientallen tot vele honderden exemplaren. De groeves in het mergelland vormen in Nederland het belangrijkste leefgebied voor de vroedmeesterpad en de nog zeldzamere geelbuikvuurpad (Bombina variegata). Lokale natuurbeheerders dragen zorg voor het geschikt houden van de habitats door oeverbegroeiing en verbossing tegen te gaan. Dit beheer schept de voorwaarden voor de instandhouding van beide soorten.

De vroedmeesterpad leeft op kalkhoudende gronden of in de directe omgeving ervan. De kikker plant zich voort in kleine poeltjes, met name gegraven drinkplaatsen voor vee zijn geschikt. Aangezien deze vaak worden vervangen door betonnen bakken zijn veedrinkplaatsen steeds minder beschikbaar aangezien ze niet bereikbaar zijn voor de kikker. De nog bestaande poeltjes worden wel gebruikt om landbouwwerktuigen zoals sproeiinstallaties schoon te maken. Dit heeft een negatieve en soms fatale invloed op de dieren die erin leven.

Ook in door de mens aangepaste omgevingen komt de vroedmeesterpad voor, zelfs in de nabijheid van steden. Hier maakt de kikker gebruik van houtstapels en kelders als schuilplaats. Voorkeur bestaat voor ruderale terreinen zoals kerkhoven, groeven en verlaten fabriekscomplexen.

Laat minder zien
Vroedmeesterpad leefomgevingskaart

Klimaatzones

Vroedmeesterpad leefomgevingskaart

Gewoonten en leefwijze

Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

Het voedsel bestaat uit insecten en wormen die tijdens de schemering of 's nachts worden gevangen. Het grootste deel van het menu bestaat uit insecten zoals vlinders, mieren en andere vliesvleugeligen, wantsen, rechtvleugeligen en kevers zoals loopkevers. Daarnaast worden ook andere ongewervelden gegeten zoals wormen en duizendpotigen.

Laat meer zien

In een gespecialiseerd onderzoek van dieren uit populaties uit Portugal bleek dat de vroedmeesterpad voornamelijk spinnen, kevers, vliegenlarven en pissebedden op het menu heeft staan.

De larven voeden zich met zowel plantaardig als dierlijk materiaal.

Belangrijke vijanden van kikkers in het algemeen zijn verschillende oevervogels, zoals eenden en reigers. Omdat de vroedmeesterpad 's nachts actief is worden dergelijke vijanden meestal vermeden, maar de kikker kan wel worden buitgemaakt door verschillende uilen, die eveneens nachtactief zijn. De huid van de vroedmeesterpad bevat giftige verbindingen die gevaarlijk zijn voor slangen zoals adders.

De larven worden gegeten door vissen, salamanders en verschillende waterinsecten zoals waterkevers en de larven van libellen. Vroeger werd wel gedacht dat de larven en volwassen kikkers zeer giftig waren voor alle dieren, maar dit blijkt niet juist te zijn.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

Het voortplantingsseizoen loopt tot in het najaar, en daarmee is de soort een grote uitzondering in vergelijking met andere West-Europese kikkers. De vroedmeesterpad plant zich in België en Nederland rond mei en juni voort en de kleine kikkertjes zijn te zien vanaf juli en augustus. De voortplantingstijd is echter afhankelijk van de geografische locatie en met name de daarbij behorende temperaturen. In warmere streken, zoals het Spaanse Malaga, worden de pas ontwikkelde kikkertjes van april tot september waargenomen.

Laat meer zien

Het mannetje draagt de eiersnoeren een tijdje met zich mee rond de achterpoten. De buitenste laag van de eieren en de verbindende eiersnoeren drogen nadat ze met de buitenlucht in contact zijn gekomen snel uit, waardoor ze strakker om de poten van het mannetje komen te zitten. De eieren zijn eerst lichtgeel van kleur en later kleuren ze donkerder. Het mannetje kruipt ongeveer drie tot zeven weken rond met de eieren rond zijn poten voordat hij het water opzoekt. De exacte duur is afhankelijk van de omgevingstemperatuur.

Door deze vorm van broedzorg wordt voorkomen dat de eieren in het water beschimmelen of worden opgegeten door waterdieren. Het uitkomstpercentage van de eieren is hierdoor in vergelijking met andere kikkers veel hoger. Nadeel is dat de pad maar voor een beperkt aantal eitjes kan zorgen. Een legsel bevat ongeveer 60 tot 70 eitjes. Dit is een tegenstelling met de soorten die eierdril direct afzetten in het water, waarbij meestal honderden eitjes tegelijk worden verspreid. De vrouwtjes kunnen drie tot vier legsels per jaar afzetten.

De eieren zijn gevoelig voor uitdroging en worden van water voorzien door dauwdruppels. Als het legsel desondanks te droog wordt zal het mannetje het water opzoeken om ze te bevochtigen. Aan het eind van de ontwikkeling van de embryo's in de eieren zoekt het mannetje een laatste maal het water op waarbij de larven de eieren verlaten.

Mannetjes zijn in staat om gedurende de embryonale ontwikkelingstijd ook nog een tweede legsel te verkrijgen dat wordt meegedragen om de achterpoten. Zelfs mannetjes met drie legsels zijn waargenomen. Ze ondergaan hetzelfde paringsritueel waarbij de aanwezigheid van de eiermassa geen beletsel is. Een mannetje moet echter wel zorgen dat een tweede legsel binnen maximaal vijf dagen wordt afgezet rond de poten. Dit komt doordat de embryo's in de eieren eenzelfde ontwikkelingssnelheid hebben omdat ze onder dezelfde omstandigheden leven. De embryo's in het tweede legsel zijn daardoor minder ontwikkeld dan die in het eerste legsel. Als het mannetje de eieren in het water brengt zwellen ze allemaal op, zowel die van het eerste als van het tweede legsel. De kikkervisjes van beide legsels moeten dan het ei verlaten. Als er meer dan vijf dagen verschil zit tussen de leeftijd van de legsels zullen de embryo's van het tweede eiersnoer nog niet voldoende ontwikkeld zijn. Ze zijn hierdoor niet levensvatbaar.

Zodra de eieren zijn afgezet in het water worden de lege omhulsels door het mannetje afgestroopt met de achterpoten.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

De vroedmeesterpad wordt bedreigd door activiteiten van de mens, de populaties in Duitsland en Nederland zijn allemaal bedreigd of zelfs sterk bedreigd. In grote delen van het areaal komt de kikker in geschikte habitats algemeen voor en kan erg talrijk zijn. De dieren zijn echter vanwege hun nachtelijke levenswijze en schuwe karakter moeilijk zichtbaar.

Laat meer zien

De voornaamste bedreigingen zijn het verdwijnen van kleine, visvrije watertjes en het verhouten van de habitat van de volwassen dieren. Wanneer de voor de vroedmeesterpad geschikte omstandigheden weer worden gecreëerd, kan de kikker zich vrij snel herstellen.

De vroedmeesterpad wordt internationaal beschermd onder de Conventie van Bern, waar de Europese Unie op toeziet. De Rode lijst wordt in Nederland juridisch ondersteund door de Flora- en faunawet. De kikker met zijn bijzondere broedeigenschappen wordt in alle landen waar hij voorkomt bedreigd.

Laat minder zien

Referenties

1. Vroedmeesterpad artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Vroedmeesterpad
2. Vroedmeesterpad op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/55268/87541047

Meer fascinerende dieren om over te leren