Land

Nederland

1059 soorten

Nederland is een van de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Water

Nederland wordt zowel in het noorden als westen omringd door de Noordzee. In het noorden wordt een duinenrij gevormd door de Waddeneilanden, een serie barrière-eilanden waarachter zich de ondiepe Waddenzee bevindt. Midden in het land ligt het IJsselmeer (de voormalige Zuiderzee), een grote binnenzee die sinds de voltooiing van de Afsluitdijk in 1932 van de Waddenzee is afgesloten en sindsdien zoet water bevat. Andere zeearmen en estuaria zijn de Dollard en de Lauwers in het noorden en het Hollandsch Diep, het Haringvliet, het Grevelingenmeer en de Ooster- en Westerschelde in het zuidwesten.De Nederlandse kust ondervindt een dubbeldaags getij waarvan de amplitude langs de kust varieert tussen 1,5 en 2 meter. De wind kan hier een sterke invloed op hebben. Naast de verticale waterbeweging, is er ook een horizontale waterbeweging, de getijstroom. Door een gunstige zeewatertemperatuur van 3 °C in de winter en 16 °C in de zomer zijn vooral de Waddenzee en de Oosterschelde belangrijk als kraamkamer van onder meer schol, tong en mosselen.

Uit de waterbalans van Nederland blijkt dat vooral de toevoer via de Rijn van belang is voor Nederland. Deze voert zelfs meer dan tweemaal zoveel water aan als door neerslag wordt geleverd. Een groot deel van Nederland is gevormd uit de delta van de Rijn, de Maas en de Schelde. De Maas en de Rijn vormen samen met de Waal, de Lek en de Merwede bovendien de grote rivieren, een rivierengebied dat een natuurlijke barrière tussen het noorden en zuiden van het land is. De IJssel, soms ook tot de grote rivieren gerekend, is een vertakking van de Rijn die noordwaarts stroomt en uitmondt in het IJsselmeer. Meren komen vooral in West-Nederland en Zuidwest-Friesland voor. Daarnaast zijn er door het afgraven van veen voor de turfwinning (vervening) veel plassen ontstaan. Voor de drinkwatervoorziening is met een aandeel van circa 70% vooral het grondwater van belang. Uitzondering hierop is de Randstad, die ondanks de aanwezigheid van een zoetwaterzak onder de duinen, vooral is aangewezen op oppervlaktewater.

De eeuwenlange strijd tegen het water heeft een duidelijke invloed gehad op de inrichting van Nederland. Door overstromingen en menselijk ingrijpen is de kustlijn in de loop van de geschiedenis aanzienlijk veranderd. Ingrijpende rampen waren de stormvloed van 1134, waarbij Zeeland in een archipel veranderde, de Sint-Luciavloed (1287), de Sint-Elisabethsvloed (1421) en als laatste de watersnoodramp van 1953. Bij overstromingen ontstonden nieuwe zeearmen of getijdengebieden op de plek waar eerder land lag. Om het land tegen het water te beschermen worden al sinds de middeleeuwen langs de kust en de rivieren dijken aangelegd. Een ander project in de strijd tegen het water zijn de Deltawerken, die zijn aangelegd tussen 1958 en 1997. Het hele Deltaplan omvatte het ophogen van meer dan 3000 kilometer zeedijk en meer dan 10.000 kilometer binnendijk langs kanalen en rivieren tot deltahoogte. Ook werden de zee-armen die in de loop der tijd in het zuidwesten van Nederland waren ontstaan door dijken van de zee afgesloten. Een andere vorm van menselijk ingrijpen in de natuur zijn de grote stukken land die door de mens zijn drooggelegd en gewonnen op het water, de zogenaamde polders. Bij voormalige meren of plassen worden deze nieuwe stukken land droogmakerijen genoemd. De grootste polders zijn de Zuiderzeewerken, die in de 20e eeuw zijn aangelegd en gezamenlijk meer dan 2500 vierkante kilometer nieuw land beslaan.

Klimaat

Nederland heeft een zogenaamd Cfb-klimaat, een gematigd zeeklimaat met milde winters en koele zomers. Het klimaat wordt beïnvloed door de Noordzee die het gehele jaar de temperatuur matigt, waarbij zowel de dagelijkse als jaarlijkse temperatuurschommelingen toenemen richting het oosten. Hoewel er de laatste decennia een stijging van de gemiddelde temperatuur is waar te nemen, is door de grote natuurlijke temperatuurfluctuaties nog niet met zekerheid te zeggen of dit het gevolg is van een versterkt broeikaseffect en rechtstreeks samenhangt met de wereldwijde opwarming.

Met circa 1600 zonuren heeft de kust de meeste zonuren, terwijl de Achterhoek met ongeveer 1450 uur de minste zonneschijn heeft. Ondanks het imago van regenland, regent het gemiddeld slechts 8% van de tijd. In de zomer is er vooral op grasland een verdampingsoverschot, maar gemiddeld is er jaarlijks een neerslagoverschot, het grootst op de Veluwe. Het natst zijn de Veluwe, Drenthe en Zuid-Limburg, het droogst het centrale deel van Limburg met minder dan 700 mm.

Flora en fauna

De flora en fauna van Nederland zijn relatief goed onderzocht. Er is een lange traditie van floristisch en faunistisch onderzoek, dat uitgevoerd wordt door organisaties als SOVON, FLORON en De Vlinderstichting. Sommige verenigingen voor natuurstudie zijn al meer dan honderd jaar actief, zoals de Nederlandse Entomologische Vereniging, de Vogelbescherming Nederland, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (Vereniging voor veldbiologie) en de Nederlandse Mycologische Vereniging. Het is bekend dat Nederland relatief erg soortenarm is, deels als gevolg van de IJstijden en deels vanwege de eenvormige geografie. Van de hogere plantensoorten komt de helft uitsluitend voor in twee uitzonderlijke gebieden: Zuid-Limburg en Oostvoorne. Het belangrijkste natuurgebied is de Waddenzee, of, als alleen het landoppervlak beschouwd wordt, het duingebied.

Menselijk ingrijpen, zowel direct (kap van bossen, ontginningen, wegenaanleg, etc) als indirect (overbemesting) heeft grote invloed op het huidige landschap, de flora en de fauna. Veel dier- en plantensoorten dreigen te verdwijnen. Om dit te voorkomen zijn zogenaamde rode lijsten gemaakt waarop de meest bedreigde soorten staan. Sommige soorten passen zich juist aan aan de menselijke cultuur, zoals de merel en de koolmees.

In Nederland worden zogenaamde floradistricten onderscheiden op grond van verschillen in klimaat, bodem en waterhuishouding; deze districten hebben eigen plantensoorten. De 23e druk van de standaardflora Heukels' Flora van Nederland hanteert 15 floradistricten, die dan meest worden ingedeeld bij de West-Europese floraregio. In Nederland komen circa 1400 tot 1700 soorten hogere planten voor en 600 soorten mossen. Daarnaast zijn er duizenden soorten die niet meer tot de planten worden gerekend zoals zo'n 5000 soorten paddenstoelen (macrofungi) of andere schimmels en een paar duizend soorten korstmossen en algen.

Ook voor een aantal dieren worden geografische districten onderscheiden, zoals voor onder andere broedvogels. In Nederland komen ruim 50 soorten zoogdieren voor, zo'n 600 soorten broed- en trekvogels, tientallen vissoorten, ruim 50 dagvlinders (bij 2000 totaal aan vlinders) en duizenden ongewervelden. Ondanks de geringe afmetingen heeft Nederland toch endemische dieren (die alleen in Nederland voorkomen), zoals de Grote vuurvlinder en Microtus oeconomus arenicola (een ondersoort van de Noordse woelmuis).

Door de ligging in Europa en het intensieve verkeer is er een regelmatige aanvoer van adventieven, die zich soms met enig succes vestigen, zoals de halsbandparkiet en de driehoeksmossel, maar slechts vrij zelden een permanente plaag vormen; mogelijke uitzonderingen zijn de waterpest en de Amerikaanse vogelkers. De soorten die hier voorkomen zijn bijna allemaal relatieve nieuwkomers (van na de IJstijden); zo zijn het konijn, de fazant en de tamme kastanje in historische tijden ingevoerd. De hier algemene soorten zijn erg concurrentiekrachtig.

Er is met enig succes nieuwe natuur aangelegd, met name in het gebied de Oostvaardersplassen, waar veel soorten gedijen. Er wordt geprobeerd soorten die hier in historische tijden zijn uitgeroeid opnieuw te introduceren, soms met succes, zoals de raaf en de bever. Van andere soorten zoals de otter blijft het resultaat onzeker. Dit laatste geldt voor een Europees project voor herintroductie van de zalm. De zeearend vestigt zich, zij het aarzelend, op eigen gelegenheid. Terugkeer van wat grotere roofdieren als de wolf en de lynx blijft controversieel. Dit geldt ook voor herintroductie van plantensoorten door zaaien en herstel van natuurgebieden door ingrepen als bekalken (om de verzuring tegen te gaan).

Milieubeheer

Vanwege de hoge bevolkingsdichtheid, de sterke industrialisatie en de intensieve landbouw heeft Nederland te maken met verschillende milieuproblemen.

De Hinderwet van 1875 was lange tijd de enige wet op het gebied van milieubeheer. In de jaren 1960 werd het publiek zich bewust van de milieuproblemen en sindsdien ontwikkelde Nederland een milieubeleid. Dit richtte zich aanvankelijk op sanering, maar vanaf de jaren 1980 begon men zich ook te richten op preventie en beheer. Zo'n 70% van de regelgeving op dit gebied vindt plaats op Europees niveau. Het beleid heeft ervoor gezorgd dat ondanks de economische groei op een aantal gebieden de vervuiling is afgenomen en de milieukwaliteit is verbeterd.

Het huidige beleid is omschreven in de Toekomstagenda milieu waarin de overheid ervoor kiest zich te concentreren op de thema's klimaatverandering, luchtkwaliteit en aantasting van biodiversiteit en natuur. Deze agenda bouwt voort op het laatste Nationaal Milieubeleidsplan.

laat minder zien

Nederland is een van de landen binnen het Koninkrijk der Nederlanden.

Water

Nederland wordt zowel in het noorden als westen omringd door de Noordzee. In het noorden wordt een duinenrij gevormd door de Waddeneilanden, een serie barrière-eilanden waarachter zich de ondiepe Waddenzee bevindt. Midden in het land ligt het IJsselmeer (de voormalige Zuiderzee), een grote binnenzee die sinds de voltooiing van de Afsluitdijk in 1932 van de Waddenzee is afgesloten en sindsdien zoet water bevat. Andere zeearmen en estuaria zijn de Dollard en de Lauwers in het noorden en het Hollandsch Diep, het Haringvliet, het Grevelingenmeer en de Ooster- en Westerschelde in het zuidwesten.De Nederlandse kust ondervindt een dubbeldaags getij waarvan de amplitude langs de kust varieert tussen 1,5 en 2 meter. De wind kan hier een sterke invloed op hebben. Naast de verticale waterbeweging, is er ook een horizontale waterbeweging, de getijstroom. Door een gunstige zeewatertemperatuur van 3 °C in de winter en 16 °C in de zomer zijn vooral de Waddenzee en de Oosterschelde belangrijk als kraamkamer van onder meer schol, tong en mosselen.

Uit de waterbalans van Nederland blijkt dat vooral de toevoer via de Rijn van belang is voor Nederland. Deze voert zelfs meer dan tweemaal zoveel water aan als door neerslag wordt geleverd. Een groot deel van Nederland is gevormd uit de delta van de Rijn, de Maas en de Schelde. De Maas en de Rijn vormen samen met de Waal, de Lek en de Merwede bovendien de grote rivieren, een rivierengebied dat een natuurlijke barrière tussen het noorden en zuiden van het land is. De IJssel, soms ook tot de grote rivieren gerekend, is een vertakking van de Rijn die noordwaarts stroomt en uitmondt in het IJsselmeer. Meren komen vooral in West-Nederland en Zuidwest-Friesland voor. Daarnaast zijn er door het afgraven van veen voor de turfwinning (vervening) veel plassen ontstaan. Voor de drinkwatervoorziening is met een aandeel van circa 70% vooral het grondwater van belang. Uitzondering hierop is de Randstad, die ondanks de aanwezigheid van een zoetwaterzak onder de duinen, vooral is aangewezen op oppervlaktewater.

De eeuwenlange strijd tegen het water heeft een duidelijke invloed gehad op de inrichting van Nederland. Door overstromingen en menselijk ingrijpen is de kustlijn in de loop van de geschiedenis aanzienlijk veranderd. Ingrijpende rampen waren de stormvloed van 1134, waarbij Zeeland in een archipel veranderde, de Sint-Luciavloed (1287), de Sint-Elisabethsvloed (1421) en als laatste de watersnoodramp van 1953. Bij overstromingen ontstonden nieuwe zeearmen of getijdengebieden op de plek waar eerder land lag. Om het land tegen het water te beschermen worden al sinds de middeleeuwen langs de kust en de rivieren dijken aangelegd. Een ander project in de strijd tegen het water zijn de Deltawerken, die zijn aangelegd tussen 1958 en 1997. Het hele Deltaplan omvatte het ophogen van meer dan 3000 kilometer zeedijk en meer dan 10.000 kilometer binnendijk langs kanalen en rivieren tot deltahoogte. Ook werden de zee-armen die in de loop der tijd in het zuidwesten van Nederland waren ontstaan door dijken van de zee afgesloten. Een andere vorm van menselijk ingrijpen in de natuur zijn de grote stukken land die door de mens zijn drooggelegd en gewonnen op het water, de zogenaamde polders. Bij voormalige meren of plassen worden deze nieuwe stukken land droogmakerijen genoemd. De grootste polders zijn de Zuiderzeewerken, die in de 20e eeuw zijn aangelegd en gezamenlijk meer dan 2500 vierkante kilometer nieuw land beslaan.

Klimaat

Nederland heeft een zogenaamd Cfb-klimaat, een gematigd zeeklimaat met milde winters en koele zomers. Het klimaat wordt beïnvloed door de Noordzee die het gehele jaar de temperatuur matigt, waarbij zowel de dagelijkse als jaarlijkse temperatuurschommelingen toenemen richting het oosten. Hoewel er de laatste decennia een stijging van de gemiddelde temperatuur is waar te nemen, is door de grote natuurlijke temperatuurfluctuaties nog niet met zekerheid te zeggen of dit het gevolg is van een versterkt broeikaseffect en rechtstreeks samenhangt met de wereldwijde opwarming.

Met circa 1600 zonuren heeft de kust de meeste zonuren, terwijl de Achterhoek met ongeveer 1450 uur de minste zonneschijn heeft. Ondanks het imago van regenland, regent het gemiddeld slechts 8% van de tijd. In de zomer is er vooral op grasland een verdampingsoverschot, maar gemiddeld is er jaarlijks een neerslagoverschot, het grootst op de Veluwe. Het natst zijn de Veluwe, Drenthe en Zuid-Limburg, het droogst het centrale deel van Limburg met minder dan 700 mm.

Flora en fauna

De flora en fauna van Nederland zijn relatief goed onderzocht. Er is een lange traditie van floristisch en faunistisch onderzoek, dat uitgevoerd wordt door organisaties als SOVON, FLORON en De Vlinderstichting. Sommige verenigingen voor natuurstudie zijn al meer dan honderd jaar actief, zoals de Nederlandse Entomologische Vereniging, de Vogelbescherming Nederland, de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging (Vereniging voor veldbiologie) en de Nederlandse Mycologische Vereniging. Het is bekend dat Nederland relatief erg soortenarm is, deels als gevolg van de IJstijden en deels vanwege de eenvormige geografie. Van de hogere plantensoorten komt de helft uitsluitend voor in twee uitzonderlijke gebieden: Zuid-Limburg en Oostvoorne. Het belangrijkste natuurgebied is de Waddenzee, of, als alleen het landoppervlak beschouwd wordt, het duingebied.

Menselijk ingrijpen, zowel direct (kap van bossen, ontginningen, wegenaanleg, etc) als indirect (overbemesting) heeft grote invloed op het huidige landschap, de flora en de fauna. Veel dier- en plantensoorten dreigen te verdwijnen. Om dit te voorkomen zijn zogenaamde rode lijsten gemaakt waarop de meest bedreigde soorten staan. Sommige soorten passen zich juist aan aan de menselijke cultuur, zoals de merel en de koolmees.

In Nederland worden zogenaamde floradistricten onderscheiden op grond van verschillen in klimaat, bodem en waterhuishouding; deze districten hebben eigen plantensoorten. De 23e druk van de standaardflora Heukels' Flora van Nederland hanteert 15 floradistricten, die dan meest worden ingedeeld bij de West-Europese floraregio. In Nederland komen circa 1400 tot 1700 soorten hogere planten voor en 600 soorten mossen. Daarnaast zijn er duizenden soorten die niet meer tot de planten worden gerekend zoals zo'n 5000 soorten paddenstoelen (macrofungi) of andere schimmels en een paar duizend soorten korstmossen en algen.

Ook voor een aantal dieren worden geografische districten onderscheiden, zoals voor onder andere broedvogels. In Nederland komen ruim 50 soorten zoogdieren voor, zo'n 600 soorten broed- en trekvogels, tientallen vissoorten, ruim 50 dagvlinders (bij 2000 totaal aan vlinders) en duizenden ongewervelden. Ondanks de geringe afmetingen heeft Nederland toch endemische dieren (die alleen in Nederland voorkomen), zoals de Grote vuurvlinder en Microtus oeconomus arenicola (een ondersoort van de Noordse woelmuis).

Door de ligging in Europa en het intensieve verkeer is er een regelmatige aanvoer van adventieven, die zich soms met enig succes vestigen, zoals de halsbandparkiet en de driehoeksmossel, maar slechts vrij zelden een permanente plaag vormen; mogelijke uitzonderingen zijn de waterpest en de Amerikaanse vogelkers. De soorten die hier voorkomen zijn bijna allemaal relatieve nieuwkomers (van na de IJstijden); zo zijn het konijn, de fazant en de tamme kastanje in historische tijden ingevoerd. De hier algemene soorten zijn erg concurrentiekrachtig.

Er is met enig succes nieuwe natuur aangelegd, met name in het gebied de Oostvaardersplassen, waar veel soorten gedijen. Er wordt geprobeerd soorten die hier in historische tijden zijn uitgeroeid opnieuw te introduceren, soms met succes, zoals de raaf en de bever. Van andere soorten zoals de otter blijft het resultaat onzeker. Dit laatste geldt voor een Europees project voor herintroductie van de zalm. De zeearend vestigt zich, zij het aarzelend, op eigen gelegenheid. Terugkeer van wat grotere roofdieren als de wolf en de lynx blijft controversieel. Dit geldt ook voor herintroductie van plantensoorten door zaaien en herstel van natuurgebieden door ingrepen als bekalken (om de verzuring tegen te gaan).

Milieubeheer

Vanwege de hoge bevolkingsdichtheid, de sterke industrialisatie en de intensieve landbouw heeft Nederland te maken met verschillende milieuproblemen.

De Hinderwet van 1875 was lange tijd de enige wet op het gebied van milieubeheer. In de jaren 1960 werd het publiek zich bewust van de milieuproblemen en sindsdien ontwikkelde Nederland een milieubeleid. Dit richtte zich aanvankelijk op sanering, maar vanaf de jaren 1980 begon men zich ook te richten op preventie en beheer. Zo'n 70% van de regelgeving op dit gebied vindt plaats op Europees niveau. Het beleid heeft ervoor gezorgd dat ondanks de economische groei op een aantal gebieden de vervuiling is afgenomen en de milieukwaliteit is verbeterd.

Het huidige beleid is omschreven in de Toekomstagenda milieu waarin de overheid ervoor kiest zich te concentreren op de thema's klimaatverandering, luchtkwaliteit en aantasting van biodiversiteit en natuur. Deze agenda bouwt voort op het laatste Nationaal Milieubeleidsplan.

laat minder zien