Mol
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Familie
Soort
SOORTEN
Talpa europaea
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
3-5 years
Gewicht
70-130
2.5-4.6
goz
g oz 
Lengte
11-16
4.3-6.3
cminch
cm inch 

De mol (Talpa europaea) is een hoofdzakelijk antraciet gekleurd ondergronds levend zoogdier uit de familie der mollen (Talpidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.

Uiterlijk

De mol heeft een korte zwartfluwelen vacht. Hiermee kan hij, dankzij een willekeurige plaatsing van de haren in de huid, even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen bewegen. Bij de meeste zoogdieren zijn de haren in een bepaalde richting geplaatst, meestal naar achteren, maar bij de mol kunnen de haren in de huidaanhechting kantelen, zodat ze niet blijven steken in de gangwanden als hij achteruit krabbelt.

Laat meer zien

De kleur van de vacht is over het algemeen zwart. Kleurvariëteiten vormen minder dan 1% van de totale populatie. Albino's zijn zeldzaam, dieren met een gevlekte vacht (meestal aan de buikzijde) komen vaker voor. Door ijzeroxiden in de bodem kleuren lichtere dieren vaak oranje of geel.

Kenmerkend voor de mol zijn de tot grote graafhanden omgevormde voorpoten, met elk vijf vingers met puntige nagels en een duimpje, waarmee het dier de ondergrondse gangen graaft. De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen met een diameter van slechts één millimeter; hij is echter niet blind. Zijn belangrijkste zintuig is zijn spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat. Zijn kleine staartje wijst altijd omhoog.

De kop-romplengte van een mol varieert van 11 tot 16 cm. De staartlengte is 22 tot 45 mm, de achtervoetlengte 16 tot 23 mm. Het gewicht ligt tussen de 65 en 140 gram. Het wijfje is gemiddeld 10 mm kleiner dan het mannetje en 25 gram lichter.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

De mol komt overal voor waar de grond geschikt is om in te graven (dus niet te zandig, te vochtig of te stenig) en waar zich voldoende regenwormen in bevinden (dus niet te zuur). Hij komt vooral voor in loofwouden en graslanden, tot 2000 meter hoogte in de Alpen. De soort komt voor in bijna geheel Europa, tot aan de Ob en Irtysj in West-Siberië, maar ontbreekt in Ierland, Albanië, het grootste deel van Griekenland, grote delen van Italië, Corsica, Portugal en Zuid-, Midden- en West-Spanje, IJsland en het grootste deel van Scandinavië.

Laat meer zien

Ook in Nederland komt de mol overal voor, behalve op de Waddeneilanden.

Laat minder zien
Mol leefomgevingskaart

Klimaatzones

Mol leefomgevingskaart
Mol
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

De mol leidt een solitair bestaan. Alleen in de paartijd vormen ze paartjes. Omdat hun territoria kunnen overlappen, communiceren mollen met elkaar door middel van geuren en geluiden. Hoewel het dier lange periodes rust neemt kent het geen winterslaap. Hij is zowel overdag als 's nachts actief. Mollen zijn goede zwemmers, ze gebruiken hun brede graafpoten als peddels. Waterwegen vormen voor mollen geen hindernis. In gebieden met een hoge grondwaterstand of gevaar voor overstroming maken mannetjes en vrouwtjes hoge molshopen om in te schuilen. Dergelijke bouwwerken worden vooral in de late herfst en lente gebruikt.

Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

Regenwormen zijn het belangrijkste voedsel van de mol. Daarnaast eet hij bijna alle andere dieren die hij in zijn gangen aantreft. Engerlingen, maden en andere insectenlarven, duizend- en miljoenpoten, naaktslakken en andere weekdieren, enzovoort. Soms grijpt hij ook een gewerveld dier, zoals een kikker. De mol moet per dag 40 tot 50 gram aan voedsel binnenkrijgen. In de herfst en winter legt hij voedselvoorraden aan. Daarvoor bijt hij de kop van regenwormen af, zodat ze verlamd raken. De mol verlaat zelden zijn gangenstelsel. Alleen om een nieuw territorium te zoeken, en een enkele keer om bovengronds insecten te vangen.

Paringsgewoonten

In de paartijd (februari-april) gaan mannetjes op zoek naar vrouwtjes. Ze verlaten hun territorium en graven lange mollenritten, totdat ze een vrouwtje hebben gevonden. In mei of juni worden de jongen geboren. Na een draagtijd van circa 28 dagen werpt het wijfje in het nest in de centrale ruimte 3 tot 6 (soms 2 tot 7) naakte en blinde jongen uit. De jongen zijn dan 3,5 gram zwaar. Alleen het vrouwtje zorgt voor de jongen. Na 14 dagen hebben de jongen een vacht ontwikkeld. De ogen gaan na circa 22 dagen open, en na 33 dagen verlaten de jongen voor het eerst het nest. Na 4 tot 5 weken worden de jongen gespeend.

Laat meer zien

Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en verlaten ze het nest om een eigen territorium te zoeken, waarbij mollen met elkaar in gevecht kunnen komen. Dit zoeken naar een nieuw territorium gebeurt meestal bovengronds. Mollen zijn geslachtsrijp na 11 maanden. De mol wordt normaliter ongeveer 3 jaar oud, maar kan de 7 jaar halen.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere uil, buizerd, blauwe reiger, ooievaar, wezel, hermelijn en vos.

Laat meer zien

Andere bedreigingen zijn honger, droogte, en, hoewel het dier een goede zwemmer is, verdrinking bij overstroming van het gangenstelsel.

Laat minder zien

Coloring Pages

Referenties

1. Mol artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Mol_(dier)
2. Mol op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/41481/22320754

Meer fascinerende dieren om over te leren