Patrijs, Veldhoen
De patrijs of het veldhoen (Perdix perdix) is een akkervogel uit de familie van de fazantachtigen (Phasianidae). De soort komt voor in grote delen van het Europese continent en het westen van Azië. De patrijs leeft ook in Nederland en België.
Da
DagdierenCr
CrepusculairEen schemeractief dier of crepusculair dier is een dier dat in de schemering actief zijn, maar niet 's nachts. In feite zijn zelfs veel dieren die ...
Pl
Plantenetende dierenEen herbivoor, fytofaag of planteneter is een organisme dat zich uitsluitend met plantaardig voedsel voedt. Dit in tegenstelling tot carnivoren, di...
Gr
GranivoorFo
FolivoorEen folivoor is een dier dat zich vrijwel uitsluitend met bladeren voedt. Folivoren zijn specialisten binnen de groep herbivoren. Folivore dieren v...
Vl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
In
InsectenetersEen insectivoor is een insectenetend dier of plant. Insectivoor is een term uit de ecologie. Insectivora is een verouderde term uit de systematiek ...
Te
TerrestrischePr
Precociale dierenEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Mo
Monogame dierenMonogamie is het aangaan van een relatie met één partner.Wanneer iemand meerdere malen achtereenvolgens één partner tegelijkertijd heeft, wordt...
So
Sociale dierenSa
SamenscholendeGe
Geen migrantG
begint metEen volwassen patrijs is 28 à 32 centimeter lang en is compact met een rond lichaam. Op het eerste gezicht lijken de mannetjes en vrouwtjes op elkaar; toch is er sprake van seksueel dimorfisme. De mannetjes hebben een donkerbruine buikvlek in de vorm van een hoefijzer, bij vrouwtjes is deze vlek een stuk kleiner, grauwer van tint, of geheel afwezig. Beide geslachten hebben een oranje keel, wangen en wenkbrauwstreep. De kroon, nek, borst en flanken zijn lichtgrijs. De flanken zijn daarnaast voorzien van meerdere roestbruine banden. Daarnaast heeft de patrijs bruine vleugels en een witte buik en onderstaartdekveren. De jonge exemplaren hebben geen borstvlek en hebben veel weg van een kwartel (Coturnix coturnix) of jonge fazant (Phasianus colchicus), maar zijn groter en compacter. Ze zijn geelbruin tot grijsbruin, zonder oranje delen rondom de kop of borstvlek. Na twee à drieënhalve maand zal de jonge patrijs naar een adult verenkleed ruien. Patrijzen zijn vaak in kleine groepen te zien.
De Europese populatie werd in 2015 door Birdlife International geschat op 1,38-2,67 miljoen broedparen. Het verspreidingsgebied van de patrijs reikt van Ierland tot aan het Oeralgebergte, met uitzondering van noordelijk Fennoscandinavië, IJsland en het noorden van Rusland. Daarnaast is de soort ook aanwezig in delen van West-Siberië, Kazachstan en Transkaukasië en is hij geïntroduceerd in Noord-Amerika. De patrijs is hoofdzakelijk een standvogel, maar in Oost-Europa trekt de soort gedeeltelijk. In de Kaukasus trekt hij in oktober of november van de bergen naar de valleien.
Er worden acht ondersoorten onderscheiden:
In Nederland is de patrijs vooral nog te vinden in Zeeland, Noord-Brabant, delen van Limburg, de Betuwe, de Achterhoek, het oosten van Overijssel, de Kop van Noord-Holland en de grootschalige akkergebieden in Oost-Groningen.
Patrijzen komen van nature voor in steppe en in de gematigde cultuurlandschappen. De vogel heeft in West-Europa een voorkeur voor extensief beheerde landbouwgebieden met kleinschalige elementen. De patrijs leeft daar in weilanden, graanakkers, akkerranden, wegranden en braakliggende terreinen met houtwallen, singels of heggen. De ondersoort Perdix perdix hispaniensis die in de Pyreneeën en het Cantabrisch Gebergte voorkomt, leeft in berggebieden met dicht struikgewas dat afgewisseld wordt door kruidenrijke vegetaties. Deze gebieden moeten echter beheerd worden door middel van begrazing of door het gecontroleerd laten afbranden, omdat ze anders tot bossen uitgroeien.
Het voedsel bestaat uit zaden, onkruiden, granen, bladeren van grassen en klaver en insecten.
Het broeden begint in het Verenigd Koninkrijk al vanaf eind april, in Centraal-Europa tussen begin mei en juni en in Zweden tussen eind mei en juni, met een eventueel tweede legsel in augustus of september. Het eerste legsel bestaat uit maar liefst 15-17 eieren, een tweede legsel telt minder eieren. Het nest is een ondiep kuiltje met plantaardige materialen, dat gebouwd wordt onder een heg of andere dichte vegetatie.
Een experiment door Beani & Dessì-Fulgheri (1995) testte of uiterlijke kenmerken een rol spelen wanneer vrouwtjes een partner kiezen. Het belangrijkste mannelijke kenmerk, de kastanjebruine buikvlek, werd geheel of gedeeltelijk verbleekt. Het onderzoek wees uit dat de vlek geen aantrekkingskracht uitoefent; de vrouwtjes kozen een partner op basis van zijn zangkwaliteiten.