Tapirs

Tapirs zijn grote, herbivore zoogdieren, qua vorm vergelijkbaar met een varken, met een korte, grijpbare neusstam. Ze leven in oerwoud- en bosgebieden van Zuid- en Midden-Amerika, met één soort die Zuidoost-Azië bewoont. Hoewel ze vaak in droge bossen leven, brengen tapirs met toegang tot rivieren veel tijd door in en onder water, voeden ze zich met zachte vegetatie, zoeken ze hun toevlucht voor roofdieren en koelen ze af tijdens hete periodes. Ze zullen zwemmen, naar de bodem zinken en langs de rivierbedding lopen om zich te voeden, en kunnen zelfs onder water komen om kleine vissen parasieten van hun omvangrijke lichaam te laten plukken. Naast luieren in zoet water, wentelen tapirs zich vaak in modderpoelen, die ook helpen om ze koel en vrij van insecten te houden. Tapirs zijn grotendeels nachtdieren en schemerdieren, maar de kleinere bergtapir van de Andes is over het algemeen actiever overdag. Tapirs eten fruit, bessen en bladeren, vooral jonge, zachte groei. Ze zullen veel van hun wakkere uren doorbrengen met foerageren langs uitgesleten paden, snuitend naar de grond op zoek naar voedsel. Tapirs worden zo'n 25 tot 30 jaar, zowel in het wild als in dierentuinen. Afgezien van moeders en hun jonge kroost, leiden tapirs bijna uitsluitend eenzaam leven.