Ringnekslang
Koninkrijk
Fylum
Onderstam
Klasse
Volgorde
Onderorde
Soort
SOORTEN
Diadophis punctatus
Grootte van de populatie
Unknown
Levensduur
6-20 years
Lengte
25-38
9.8-15
cminch
cm inch 

De ringnekslang (Diadophis punctatus) is een middelgrote slang uit de familie toornslangachtigen (Colubridae) en de onderfamilie Dipsadinae.

Laat meer zien

De lichaamskleur is donkergrijs tot zwart. De meeste exemplaren hebben een opvallende, donker omzoomde gele tot oranje halsband achter de kop. Aan dit onderscheidende kenmerk is de Nederlandstalige naam te danken. De vorm en de kleur van deze band verschillen enigszins per ondersoort. Een andere karakteristiek is het patroon van de zwarte vlekjes op de buikschubben of het ontbreken ervan. Ook de lichaamskleur is kenmerkend: de bovenzijde is grijs en de buik is geel tot oranje. De onderzijde van de staart is vaak felrood. Een volwassen ringnekslang is klein tot middelgroot met een lichaamslengte van ongeveer 20 tot 75 centimeter, afhankelijk van de ondersoort.

Het verspreidingsgebied bestaat uit delen van Noord-Amerika; Canada, Verenigde Staten en Mexico. De habitat bestaat uit vochtige gebieden tot drogere streken in de nabijheid van oppervlaktewater. De ringnekslang is een bodembewonende soort die nachtactief is. Overdag en gedurende delen van de zomer laat de slang zich zelden zien. Hij jaagt op hagedissen, amfibieën en ongewervelden; ook andere slangen worden gegeten.

De slang is niet in staat om grotere zoogdieren te bijten. De ringnekslang vertoont een passieve vorm van verdediging door de felle lichaamskleuren te tonen en kan beschouwd worden als volkomen ongevaarlijk voor de mens.

Laat minder zien

Uiterlijk

De ringnekslang heeft aan de bovenzijde van het lichaam een onopvallende grijze kleur, maar een oranje tot gele buikzijde en een felrode onderzijde van de staart. De ringnekslang kent dertien variaties die bekendstaan als ondersoorten. Alle ondersoorten zien er ongeveer hetzelfde uit, maar verschillen in details. Zo wijkt de lichaamslengte af, is de buik soms lichter tot geel gekleurd en de tekening op de buik verschilt of is soms afwezig.

Laat meer zien

De kop van de ringnekslang is niet duidelijk van het lichaam afgetekend en is vaak iets donkerder dan de rest van het lichaam. De kopschubben zijn glad, de paritaalschubben aan de achterzijde van de kop zijn relatief groot. De labiale schubben (aan de lip) zijn lichter van kleur dan de buikzijde. De ogen zijn bruin en de pupil is rond van vorm.

De ringnekslang heeft vergrote, maar niet-gegroefde giftanden die aan de achterzijde van de bovenkaak gepositioneerd zijn. Pas als een buitgemaakt dier met de kaken is vastgeklemd maakt de slang kauwende bewegingen om het gif efficiënter in het lichaam van het prooidier te brengen.

De slang is dun en slank, de schubben zijn glad en niet gekield. De slang bereikt een lichaamslengte van ongeveer 20 tot 75 centimeter, de lengte verschilt enigszins per ondersoort. De wat grotere Diadophis punctatus edwardsii bereikt een gemiddelde lengte van 25 tot 38 centimeter en wordt maximaal 70 cm lang. De kleinere Diadophis punctatus arnyi wordt gemiddeld 25 tot 36 cm lang en wordt maximaal 42 cm lang. Dat de eerstgenoemde ondersoort bijna twee keer zo groot is, komt door de drogere streken waarin de slang leeft. Kleinere slangen verliezen meer water, doordat hun lichaamsoppervlak relatief groter is in vergelijking met grotere slangen.

De lichaamskleur is zeer donkergrijs tot bijna zwart, met variaties die blauwgrijs tot bruin zijn. De bovenzijde van de slang bestaat uit schubbenrijen. De buikzijde is bedekt met één rij schubben, met een felle contrasterende kleur. De onderzijde steekt af door de gele tot oranje kleur die bij de staart vrijwel altijd omslaat naar rood. De kleur van de buikschubben van ondersoorten die in het oosten van het verspreidingsgebied leven is meer geel van kleur, terwijl die van de westelijke ondersoorten neigt naar rood.

De tekening van de buikzijde is eveneens afhankelijk van de ondersoort. De meeste ondersoorten hebben een bepaald patroon, bestaande uit kleine zwarte vlekken op de schubben van de buik. De vlekken kunnen willekeurig verspreid zijn of juist in regelmatige rijen zijn gepositioneerd. De ondersoort Diadophis punctatus edwardsii heeft meestal geen vlekken of slechts hier en daar een zwarte stip op een aantal van de buikschubben. De ondersoort Diadophis punctatus arnyi heeft juist vele kleine zwarte vlekjes op de buikschilden welke een onregelmatig patroon hebben. De ondersoort Diadophis punctatus stictogenys heeft altijd vlekjes die in twee rijen zijn gerangschikt, ieder buikschild heeft twee kleine zwarte vlekjes. De ondersoort Diadophis punctatus punctatus ten slotte heeft op ieder buikschild een grote, halve bolvormige zwarte vlek op het midden van ieder buikschild.

De ringnekslang dankt zijn naam aan een oranjerode dunne halsband vlak achter de kop die zwart omzoomd is. Deze ring-achtige halsband kan ook onderbroken zijn of zelfs geheel ontbreken. Ook de vorm van de ring verschilt per ondersoort. De ondersoorten Diadophis punctatus acricus en Diadophis punctatus regalis hebben bijvoorbeeld slechts sporen van een ring of nooit een ring achter de kop. De ondersoort Diadophis punctatus punctatus heeft een aan de bovenzijde onderbroken ring en de ondersoort Diadophis punctatus edwardsii heeft altijd een ononderbroken ring achter de kop. Door de ring achter de kop zijn ringnekslangen te verwarren met jonge slangen uit het geslacht Storeria. Deze hebben echter gekielde schubben, met een opstaande rand op het midden, waaraan ze te onderscheiden zijn.

De jongere dieren kunnen een afwijkende kleur en tekening hebben; veel exemplaren die behoren tot de ondersoort Diadophis punctatus edwardsii hebben een zwarte kleur aan de bovenzijde van het lichaam en een witte kleur aan de buik en onderzijde van de staart.

Het achterste deel van het lichaam bestaat uit de staart; deze is aan de bovenzijde moeilijk te onderscheiden van de rest van het lichaam. Aan de buikzijde is de grens tussen het lichaam en de staart gemakkelijk af te lezen aan de positie van de cloaca. De cloaca is deels bedekt door de anale schub. Bij veel slangen bestaat deze zogenaamde anale schub uit een enkele, ongepaarde schub. De ringnekslang heeft echter een gepaarde anaalschub die bestaat uit twee delen.

De staart heeft aan de onderzijde meerdere schubbenrijen en niet een enkele rij zoals op de buik. Het aantal rijen staartschubben kan verschillen per ondersoort. De oostelijke exemplaren hebben vijftien schubbenrijen, de westelijke populaties hebben er zeventien.

Laat minder zien

Video

Verdeling

Geografie

Het verspreidingsgebied beslaat grote delen van Noord-Amerika: Canada, de Verenigde Staten, Mexico en de Kaaimaneilanden. Op deze eilandengroep is de ringnekslang uitgezet, waarschijnlijk door de handel in planten, en komt hier van nature niet voor.

Laat meer zien

In Canada is de slang aangetroffen in de provincies New Brunswick, Nova Scotia, Ontario en Quebec. In Mexico komt de slang voor in de staten Aguascalientes, Durango, Queretaro en Veraqcruz.

In de Verenigde Staten komt de slang voor in ongeveer veertig staten: Alabama, Arkansas, Californië, Colorado, Connecticut, Florida, Georgia, Idaho, Illinois, Indiana, Iowa, Kansas, Kentucky, Louisiana, Maine, Maryland, Massachusetts, Michigan, Minnesota, Mississippi, Missouri, Nebraska, New Hampshire, New Jersey, New Mexico, New York, North Carolina, Ohio, Oklahoma, Oregon, Pennsylvania, Rhode Island, South Carolina, South Dakota, Tennessee, Texas, Utah, Vermont, Virginia, West Virginia en Wisconsin.

De natuurlijke habitat bestaat uit vochtige omgevingen. De slang komt ook voor in drogere streken en leeft dan meestal in de buurt van een waterbron. Voorbeelden zijn de oevers van rivieren en openingen tussen plantenwortels. De ringnekslang wordt daarnaast aangetroffen in moerassen, vochtige bossen en bosranden. Ook in gecultiveerde gebieden, zoals akkers en tuinen wordt de slang gevonden. Exemplaren die in drogere bergstreken leven, schuilen vaak in rotsspleten of onder stenen. In permanent droge streken, zoals woestijnen, ontbreekt de slang. Van de ringnekslang is bekend dat populaties geïsoleerd zijn geraakt van soortgenoten, doordat drogere gebieden zijn ontstaan.

Hoewel de ringnekslang zelden wordt gezien, gaat het voor zover bekend om een van de meest algemeen voorkomende slangen. In de Amerikaanse staat Kansas werden na tellingen 719 tot 1849 exemplaren per hectare gevonden, wat een zeer hoog aantal is in vergelijking met andere slangensoorten. De ringnekslang maakt ook gebruik van afval om onder te schuilen dat door de mens wordt achtergelaten in de natuur, zoals autobanden en plastic. De slang prefereert een omgevingstemperatuur van 27 tot 29 graden Celsius.

Laat minder zien
Ringnekslang leefomgevingskaart
Ringnekslang leefomgevingskaart
Ringnekslang
Attribution-ShareAlike License

Gewoonten en leefwijze

De ringnekslang leidt een verborgen bestaan onder stenen, houtblokken en andere objecten. De slang foerageert op bewolkte dagen, als het schemert en 's nachts. Bij verstoring kronkelt de slang zijn lichaam in lussen en de staart wordt gekruld, waarbij de felrode kleuren aan de onderzijde worden getoond als waarschuwing. Ook wordt een stinkend secreet afgescheiden uit klieren van de kop.

Laat meer zien

De ringnekslang leeft solitair en is zeer tolerant tegenover soortgenoten. Van de slang is bekend dat meerdere exemplaren dezelfde schuilplaatsen opzoeken, zodat de soort in grote groepen kan worden aangetroffen. Het komt voor dat vrouwtjes eitjes leggen in een gemeenschappelijk nest.

Bij een onderzoek naar de aanwezigheid van de slangen op een terrein waar tinnen golfplaten waren gedumpt, bleken onder 24 plaatdelen 279 ringnekslangen te liggen. Bij een proefopstelling, waarbij veertig exemplaren werden losgelaten in een gebied met twaalf exact dezelfde tinnen platen, bleek dat de dieren elkaar hadden opgezocht. De ringnekslangen hadden zich verzameld onder vier van de platen en onder acht van de platen was geen enkel exemplaar te vinden. De slangen kunnen weliswaar in groepjes worden aangetroffen, maar zijn niet aan te merken als in groepen of kolonies levende dieren.

Laat minder zien
Seizoensgebonden gedrag

Dieet en voeding

De ringnekslang leeft van andere dieren en is een carnivoor. De jonge dieren eten kleinere prooien dan de volwassen exemplaren. Op het menu staan zowel gewervelde als ongewervelde dieren. Voorbeelden van gewervelde prooien zijn salamanders, kikkervisjes, kleine kikkers, kleine slangen en hagedissen. Daarnaast worden wel dieren als slakken, insecten en regenwormen gegeten.

Laat meer zien

Prooidieren worden omstrengeld om ze te fixeren, maar worden niet gewurgd. De ringnekslang verlamt zijn prooi met een mild gif, het secreet bestaat uit een vloeistof die de prooi immobiliseert. Omdat de giftanden kort zijn en achter in de bek zijn gelegen, kan de ringnekslang bij een beet geen gif injecteren. Een buitgemaakt prooidier komt pas in aanraking met de giftanden als deze al in de bek zit. In vergelijking met andere slangen neemt de ringnekslang relatief weinig voedsel op.

De ringnekslang kan slangen doorslikken die langer zijn dan het dier zelf. Een opgegeten slang wordt letterlijk opgevouwen in de maag. Dit is ook bekend van andere slangen die slangen eten, zoals de koningsslangen. Bij de ringnekslang komt voor zover bekend geen kannibalisme voor, ook niet in streken waar zowel grotere als kleinere ondersoorten voorkomen.

Van de ondersoort Diadophis punctatus regalis is bekend dat voornamelijk andere slangen worden gegeten. Deze vorm wordt duidelijk groter dan de andere ondersoorten, wat waarschijnlijk deels de voedselkeuze verklaart. Deze ondersoort leeft in wat drogere gebieden, waar weinig andere prooidieren zoals kikkers en regenwormen voorkomen. De ondersoort Diadophis punctatus edwardsii heeft voornamelijk de roodrugsalamander (Plethodon cinereus) op het menu staan.

Laat minder zien

Paringsgewoonten

PARINGSGEDRAG

De voortplantingstijd loopt van de lente tot de herfst, de eieren worden meestal in de zomer gelegd. De vrouwtjes geven feromonen af, die de mannetjes vervolgens opsporen. Ringnekslangen hebben een karakteristieke geur, die niet alleen door de zeer reukgevoelige zintuigen van de slang kunnen worden opgemerkt, maar ook de mens kan deze geur ruiken. De paring is slechts zelden waargenomen. Tijdens de paring bijt het mannetje het vrouwtje in haar nek en kronkelt zijn lichaam rond het vrouwtje als de bevruchting plaatsvindt.

Laat meer zien

De vrouwtjes leggen ieder jaar een legsel dat meestal bestaat uit twee tot zes eieren, in zeldzame gevallen tot tien. Het ei is ongeveer 2,5 centimeter lang, wit van kleur en langwerpig tot bijna worstachtig van vorm. De kalkachtige schaal is dun en breekbaar. Het embryo is al relatief ver ontwikkeld als het ei wordt gelegd. De eieren worden na het leggen achtergelaten door het vrouwtje, er is geen vorm van broedzorg bekend.

Na vier tot zes weken komt het ei uit en verschijnt de juveniele slang. De jongen zijn ongeveer 9 tot 13 centimeter lang, na ongeveer een jaar zijn ze tot 20 centimeter lang. Er worden in de regel meer mannetjes dan vrouwtjes geboren. Bij de meeste slangen zijn de geslachten bij de geboorte even lang, maar worden vrouwtjes uiteindelijk groter dan mannetjes; bij de ringnekslang daarentegen zijn de vrouwtjes al bij de geboorte langer dan mannetjes. Van de jongen overleeft ongeveer een derde het eerste jaar. Een dergelijk overlevingspercentage is zeer hoog in vergelijking met andere reptielen.

De slang doet er ongeveer drie jaar over om volwassen te worden, waarna het dier zich kan voortplanten. Ringnekslangen worden relatief oud en kunnen in het wild een leeftijd van meer dan vijftien jaar bereiken. Van slangen die veel groter worden is bekend dat ze aanmerkelijk korter leven. De kousenbandslangen uit het geslacht Thamnophis bijvoorbeeld, worden veel groter dan 130 centimeter maar leven gemiddeld zeven tot acht jaar.

Laat minder zien

Populatie

Bedreigingen van de bevolking

De belangrijkste vijanden van de ringnekslang zijn andere slangen, zoals koraalslangen (Micrurus), koningsslangen (Lampropeltis) en soorten toornslangen uit het geslacht Coluber. Andere dieren die op de slang jagen zijn rovende zoogdieren zoals opossums, wilde varkens, spitsmuizen, stinkdieren en gordeldieren. Daarnaast vallen de slangen ten prooi aan rovende vogels zoals uilen en aan grotere kikkers zoals de Amerikaanse stierkikker.De juveniele dieren zijn kwetsbaarder en kunnen ook worden gegeten door rovende geleedpotigen zoals duizendpoten en grote spinnen.

Laat meer zien

Als de ringnekslang wordt aangevallen wordt een passieve vorm van verdediging toegepast, de slang zal niet sissen of proberen te bijten. De slang toont de felrode onderzijde van de staart die tevens als een kurkentrekker wordt opgerold. Dit dient om vijanden af te leiden. Deze vorm van verdediging wordt schrikkleur genoemd. Het tonen van de felrode staart is een zeer opmerkelijk gezicht; het gedrag komt echter niet bij alle ondersoorten voor. Exemplaren in het oosten van het areaal hebben een gele buik en staart en krullen de staartpunt niet. Uit onderzoek blijkt dat in gebieden waar de struikgaai voorkomt de slangen het afweergedrag niet vertonen. Dit voorkomt dat ze worden ontdekt en opgegeten door vogels.

De ringnekslang kan daarnaast uit klieren een smerig ruikende stof afscheiden om vijanden af te weren. Bij veel slangen wordt de stof door de anaalklieren uitgescheiden; de ringnekslang heeft klieren in de mondhoeken waaruit een muskusachtige vloeistof wordt verspreid.

De ringnekslang kent een verdedigingshouding die schijndood wordt genoemd en waarbij de slang zich op de rug keert en de buikzijde toont. Dit onnatuurlijke gedrag wordt wel vaker door slangen gebruikt die zich een tijdje 'dood' houden. Bij de ringnekslang komt de heldere gele tot oranjerode kleur van de buikschubben tevoorschijn. Wat hierbij opvalt zijn de verschillende lussen van het lichaam in deze verdedigingspositie. Het lichaam doet hierbij aan alsof het in de knoop ligt. De kop wordt onder een lichaamslus of onder de staartpunt geborgen ter bescherming.

Laat minder zien

Referenties

1. Ringnekslang artikel op Wikipedia - https://nl.wikipedia.org/wiki/Ringnekslang
2. Ringnekslang op de IUCN Rode Lijst-site - https://www.iucnredlist.org/species/63769/12714288

Meer fascinerende dieren om over te leren