De gangesdrieklauw (Nilssonia gangetica) is een schildpad uit de familie weekschildpadden (Trionychidae). De soort wordt tegenwoordig ook wel tot het geslacht Nilssonia gerekend, eerder behoorde de schildpad tot de geslachten Trionyx, Gymnopus en Aspilus waardoor de literatuur niet altijd eenduidig is. De soort werd voor het eerst wetenschappelijk beschreven door Georges Cuvier in 1825. Oorspronkelijk werd de wetenschappelijke naam Trionyx gangeticus gebruikt.
Da
DagdierenAl
Allesetende dierenEen omnivoor of alleseter is een dier dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel kan eten om te overleven.Een overwegend carnivoor dier dat ten min...
Te
TerrestrischeEi
EierleggendOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Na
NatatoriaalHo
Holbewonende dierenEen graafgang is een holte of een tunnel die een dier in de grond heeft gegraven als tijdelijk verblijf, als schuilplaats of als bijproduct van ond...
Ov
Over het algemeen solitaire dierenGe
Geen migrantAe
AestivatieEstivatie is bij dieren een zomerslaap, de tegenhanger van de winterslaap. Bij planten gaat het om de knopligging, de wijze van onderlinge plaatsin...
I
begint metDe gangesdrieklauw is een van de grootste zoetwaterschildpadden ter wereld en kan een schildlengte bereiken van 96 centimeter. Het schild bevat geen uitwendige hoornplaten en is zeer gestroomlijnd. De schildkleur is bruin tot groen, de buikzijde is wit tot grijs. Jongere dieren hebben zwarte, geelomzoomde oogvlekken die bij oudere dieren verdwijnen. Jongere dieren hebben ook rijen stekeltjes op het schild, oudere exemplaren hebben een glad schild.
De kop is breed en relatief stomp, in de nek lopen enkele donkere lengtestrepen. De kleur van de kop en ledematen is groen, de onderzijde van de kop is grijs en de kaken hebben een geelachtige kleur. De poten hebben goed ontwikkelde zwemvliezen.