De grauwe kiekendief (Circus pygargus) is een roofvogel uit de familie der havikachtigen (Accipitridae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Falco pygargus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Da
DagdierenVl
Vleesetende dierenEen carnivoor of vleeseter is in de ecologie een willekeurig organisme dat uitsluitend dierlijk weefsel als voedsel gebruikt. Dit weefsel kan zowel...
Bo
BoombewonendeAc
Achtervolgende roofdierenTe
TerrestrischeCo
CongregatoirOviparie is het verschijnsel dat dieren zich voortplanten door middel van het leggen van eieren. Anders dan bij vivipare (levendbarende) dieren ont...
Mo
Monogame dierenMonogamie is het aangaan van een relatie met één partner.Wanneer iemand meerdere malen achtereenvolgens één partner tegelijkertijd heeft, wordt...
So
Sociale dierenMi
MigrerendM
begint metEen volwassen vrouwtje is circa 45 centimeter groot, het mannetje blijft iets kleiner, tot 38 centimeter. Het mannetje is grijs en heeft een gestreepte onderkant. Het vrouwtje is bruin. De leefomgeving, het gedrag en de broedgewoonten zijn vrijwel identiek aan die van de blauwe kiekendief. De grauwe kiekendief is echter slanker, en in de vlucht valt meteen de veel grotere beweeglijkheid en wendbaarheid op.
De grauwe kiekendieven komt als broedvogel in bijna geheel Europa voor, met uitzondering van het noorden van het Verenigd Koninkrijk, Ierland en Griekenland. De grootste populaties worden gevonden in Rusland (35.000), Frankrijk (4000) en Spanje (3000). In Nederland zijn er enkele tientallen broedparen, in België één tot drie. In de winter trekt de grauwe kiekendief naar Afrika.
De grauwe kiekendief is oorspronkelijk een vogel van veengebieden, riviergebieden en natte hooilanden, in Nederland ook van natte duinen. Dit biotoop is door toedoen van de mens steeds kleiner geworden. De grauwe kiekendief broedt tegenwoordig meestal in landbouwgebieden, genoemd worden velden met (winter)gerst, (winter)tarwe, luzerne, koolzaad en bosaanplant. De verschuiving naar broeden in landbouwgewassen is een recente ontwikkeling die vanaf circa 1980 in heel Europa is waargenomen.
De overgang naar broeden in landbouwgebieden heeft de nesten en jongen van de grauwe kiekendief zeer kwetsbaar gemaakt voor landbouwmachines. Daarom bestaat er in vrijwel heel Europa een programma voor nestbescherming. Hierbij worden de nesten gemarkeerd met bamboestokken en wordt er een schrikdraad tegen vossen en verwilderde katten om het nest gespannen. Tellingen hebben uitgewezen dat dit een behoorlijk positief effect heeft, het aantal uitvliegende jongen wordt door nestbescherming meer dan verdubbeld. tegelijkertijd lijkt het er op dat deze nestbescherming onontbeerlijk is voor het behoud van de Europese populatie van de grauwe kiekendief.
De grauwe kiekendief is een opportunist wat betreft voedselkeuze. In goede muizenjaren bestaat tot 74% van het voedsel uit muizen. Daarnaast staan er vooral zangvogels op het menu, afgewisseld met insecten en amfibieën en hagedissen.
Tot 1950 werd het aantal broedparen in Nederland op 500-1000 geschat, maar daarna ging het bergafwaarts. In de jaren zeventig was er een opleving die werd veroorzaakt door de drooglegging van de Flevopolders. Ook in het in 1969 drooggelegde Lauwersmeer werden enkele broedparen waargenomen. Begin jaren 80 vormden de Flevopolders echter geen geschikte biotoop meer doordat de bosaanplant te groot werd en door de toename van intensieve landbouw. Eind jaren 80 was de grauwe kiekendief als broedvogel vrijwel uit Nederland verdwenen. Vanaf 1990 namen de broedgevallen van grauwe kiekendief in Oost-Groningen opvallend toe. Dit bleek het gevolg van het op grote schaal braak leggen van landbouwgrond in die regio, wat weer het resultaat was van een EU-maatregel: de zogenaamde MacSharry-regeling. In de jaren daarna, ook toen de braaklegging verminderde, bleef de grauwe kiekendief als broedvogel in Groningen aanwezig. In 2000 werden daar bijvoorbeeld 31 broedparen geteld, naast 14 elders in Nederland. In 2016 werd de grauwe kiekendief door de provincie Groningen benoemd tot 'Soort van Groningen'.
De snelle toename van het aantal grauwe kiekendieven in Nederland in de periodes van de Flevopolder en Oost-Groningen kan niet verklaard worden door natuurlijke aanwas uit Nederland. Daarom wordt verondersteld dat de Nederlandse populatie niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van een Deens-Duits-Nederlandse populatie van in totaal circa 300 broedparen.